Tijdschrift voor Financieel Recht 2007 nr. 1/2

X / Van Lanschot Bankiers

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*

Tussen X en Van Lanschot bestond sinds 1994 een adviesrelatie. Eind 1999 heeft X zijn onderneming verkocht en een bedrag van NLG 3,7 mio op de effectenrekening bijgestort. In die periode werd ook tussen partijen een cliëntovereenkomst inzake valutatermijncontracten gesloten, boekte X een bedrag van NLG 1 mio van de effectenrekening over naar een andere bank en beschikte X over een pensioen-BV met een vermogen van ca. NLG 800 000. De waarde van de effectenportefeuille van

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

X steeg aanvankelijk in 2000, maar daalde daarna sterk in de tweede helft van dat jaar. Eind 2000 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden naar aanleiding waarvan Van Lanschot aan X een schriftelijk beleggingsvoorstel heeft gezonden waaraan door X vervolgens geen uitvoering was gegeven. Begin 2001 heeft tussen partijen opnieuw een gesprek plaatsgevonden waarvan het besprokene door Van Lanschot schriftelijk werd bevestigd. In deze procedure vorderde X een verklaring voor recht dat Van Lanschot aansprakelijk was voor de door X geleden schade als gevolg van wanprestatie en/of onrechtmatig handelen en veroordeling tot schadevergoeding. X verweet Van Lanschot dat deze het risicoprofiel, althans de beleggingsadviezen eind 1999 niet heeft aangepast overeenkomstig een minder risicovol risicoprofiel omdat door de verkoop van zijn onderneming zijn beleggingsdoelstellingen waren veranderd. Primair stelde X dat hij zijn gewijzigde beleggingsdoelstellingen heeft meegedeeld, subsidiair dat Van Lanschot bekend was met de verkoop van de onderneming van X en dat Van Lanschot daaruit heeft moeten begrijpen dat de beleggingsdoelstellingen moesten worden aangepast. X slaagde niet in de bewijslevering ten opzichte van de primaire stelling. De subsidiaire stelling van X was in eerste aanleg door de rechtbank in het vonnis van 31 december 2003 gehonoreerd in die zin dat de rechtbank van oordeel was dat Van Lanschot zich geen volledig beeld had gevormd van de financiële omstandigheden van X. Het had op de weg van Van Lanschot gelegen na de storting van NLG 3,7 mio zich op de hoogte te stellen van hetgeen X zich voorstelde bij de aanwending van dat bedrag. Door dit niet te doen heeft Van Lanschot onzorgvuldig gehandeld. Echter, Van Lanschot meende dat zij wel voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Uit het advies van eind 2000 bleek niet dat Van Lanschot op de hoogte was van de door X gestelde gewijzigde beleggingsdoelstellingen. Pas in de brief van begin 2001 bleek dat Van Lanschot in het daaraan voorafgaande gesprek op de hoogte was gesteld van de wens van X de fiscale claim als gevolg van verkoop van zijn onderneming vanuit het vermogen van de effectenrekening te voldoen. Voorts bleek uit diverse omstandigheden dat X zijn beleggingsdoelstellingen na de verkoop van zijn onderneming niet heeft willen wijzigen. Zo week het beleggingsgedrag van X na verkoop van zijn onderneming niet af van de beleggingsstrategie in de voorgaande jaren. Naar het oordeel van het hof kon onder deze omstandigheden niet gezegd worden dat Van Lanschot onzorgvuldig had gehandeld door niet uit eigener beweging het beleggingsprofiel van X aan te passen en af te stemmen op minder riskante beleggingen. Het hof heeft de beroepen vonnissen bekrachtigd.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
gewijzigde beleggingsdoelstelling, aanpassen risicoprofiel
Bron
JOR 2006/292
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/3279

Verder in 2007 nr.1/2

 Toezicht op waarborg- en garantiefondsen

Op de valreep van de behandeling van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) in de Tweede Kamer, is in het wetsvoorstel nog een opmerkelijke aanvulling gekomen, het toezicht op w...

 De betrouwbaarheidstoetsing van bestuurders van financiële instellingen door de AFM en DNB

Aan de AFM1 en DNB2 is de taak toebedeeld om toezicht te houden op de financiële markten. Zij doen dit onder meer door betrouwbaarheidseisen te stellen aan bestuurders, beleidsbepalers...

 Rondom het nieuws; Identificatie

De afgelopen jaren zijn alle cliënten door hun banken benaderd met de oproep om bij een van de kantoren langs te komen teneinde de bank de gelegenheid te geven hun identiteit (opnieuw) vast te s...

 Wetgevingsprogramma 2007 op het terrein van de financiële markten

Tijdens een door het ministerie van Financiën op 8 december van het vorige jaar gehouden feest ter gelegenheid van de totstandkoming van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) deed minister Z...