A/AFM
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*
Bij besluit van 22 april 2003 heeft de AFM aan effecteninstelling
A meegedeeld dat haar inschrijving in het register als
cliëntenremisier werd doorgehaald, omdat de betrouwbaarheid
van B en C als dagelijksbeleidbepalers van A niet meer
buiten twijfel stond. Nadat de AFM bij besluit van 20
augustus 2003 het bezwaar van A ongegrond had verklaard,
heeft de rechtbank het beroep van A tegen laatstbedoeld
besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank was van
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
mening dat de AFM onvoldoende
aannemelijk had gemaakt dat A zich in de periode
waarop zij als cliëntenremisier was geregistreerd, schuldig
heeft gemaakt aan overtreding als cliëntenremisier van het
bemiddelingsverbod van art. 7 lid 1 Bte 1995, het aanvaarden
van contracten van niet-geregistreerde cliëntenremisiers
en het meewerken aan een constructie door contracten van
andere cliëntentemisiers door te leiden naar een derde. Bij
besluit van 3 november 2004 heeft de AFM opnieuw op het
bezwaar van A beslist en daarbij het besluit van 22 april
2003 gehandhaafd, zij het gedeeltelijk op andere gronden.
De AFM was inmiddels van mening dat A weliswaar op 1
mei 2001 de status van cliëntenremisier heeft gekregen,
maar dat dat niet betekent dat het oordeel omtrent de
betrouwbaarheid van B en C als beleidsbepalers van A niet
zou kunnen worden gebaseerd op overtredingen van de Wte
1995 door A vóór 1 mei 2001. De rechtbank heeft het
besluit van 3 november 2004 weliswaar vernietigd, maar de
rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De rechtbank overwoog daarbij dat A als cliëntenremisier
pas na 1 mei 2001 overtredingen kan hebben begaan, maar
dat gedragingen van voor die datum door vennoten van A
door de AFM mochten worden betrokken in haar betrouwbaarheidsoordeel
ten aanzien van die vennoten. De rechtbank
had geoordeeld dat er in dit geval sprake was van B en
C toe te rekenen handelingen die buiten de reikwijdte vallen
van de inschrijving als cliëntenremisier, maar wel binnen de
reikwijdte van art. 7 Wte 1995. Naar het oordeel van het
College was voldoende komen vast te staan dat B en C
activiteiten hebben ontplooid die zich niet laten verenigen
met een status als cliëntenremisier en waarmee afbreuk
wordt gedaan aan de aan beleidsbepalers gestelde eis van
betrouwbaarheid en dat handelingen van voor de datum
waarop inschrijving als cliëntenremisier plaatsvindt bij de
beoordeling van de betrouwbaarheid kunnen worden betrokken.
Ter toelichting wees het College op het volgende.
Een cliëntenremisier mag cliënten inlichtingen verstrekken
omtrent de kenmerken van beleggingscategorieën, hij mag
cliënten naar een financiële instelling verwijzen, maar hij
mag niet betrokken zijn bij de totstandkoming van effectentransacties.
Het College leidde uit een samenwerkingsovereenkomst
tussen de aanbieder van een effectenleaseproduct
en A af dat A een materiële rol van betekening heeft gespeeld
bij de ontwikkeling en het in de markt zetten van een
aandelenleaseproduct. Het College bevestigde de aangevallen
uitspraak.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.