Tijdschrift voor Financieel Recht 2007 nr. 1/2

A/AFM

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*

Bij besluit van 22 april 2003 heeft de AFM aan effecteninstelling A meegedeeld dat haar inschrijving in het register als cliëntenremisier werd doorgehaald, omdat de betrouwbaarheid van B en C als dagelijksbeleidbepalers van A niet meer buiten twijfel stond. Nadat de AFM bij besluit van 20 augustus 2003 het bezwaar van A ongegrond had verklaard, heeft de rechtbank het beroep van A tegen laatstbedoeld besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank was van

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

mening dat de AFM onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat A zich in de periode waarop zij als cliëntenremisier was geregistreerd, schuldig heeft gemaakt aan overtreding als cliëntenremisier van het bemiddelingsverbod van art. 7 lid 1 Bte 1995, het aanvaarden van contracten van niet-geregistreerde cliëntenremisiers en het meewerken aan een constructie door contracten van andere cliëntentemisiers door te leiden naar een derde. Bij besluit van 3 november 2004 heeft de AFM opnieuw op het bezwaar van A beslist en daarbij het besluit van 22 april 2003 gehandhaafd, zij het gedeeltelijk op andere gronden. De AFM was inmiddels van mening dat A weliswaar op 1 mei 2001 de status van cliëntenremisier heeft gekregen, maar dat dat niet betekent dat het oordeel omtrent de betrouwbaarheid van B en C als beleidsbepalers van A niet zou kunnen worden gebaseerd op overtredingen van de Wte 1995 door A vóór 1 mei 2001. De rechtbank heeft het besluit van 3 november 2004 weliswaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank overwoog daarbij dat A als cliëntenremisier pas na 1 mei 2001 overtredingen kan hebben begaan, maar dat gedragingen van voor die datum door vennoten van A door de AFM mochten worden betrokken in haar betrouwbaarheidsoordeel ten aanzien van die vennoten. De rechtbank had geoordeeld dat er in dit geval sprake was van B en C toe te rekenen handelingen die buiten de reikwijdte vallen van de inschrijving als cliëntenremisier, maar wel binnen de reikwijdte van art. 7 Wte 1995. Naar het oordeel van het College was voldoende komen vast te staan dat B en C activiteiten hebben ontplooid die zich niet laten verenigen met een status als cliëntenremisier en waarmee afbreuk wordt gedaan aan de aan beleidsbepalers gestelde eis van betrouwbaarheid en dat handelingen van voor de datum waarop inschrijving als cliëntenremisier plaatsvindt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid kunnen worden betrokken. Ter toelichting wees het College op het volgende. Een cliëntenremisier mag cliënten inlichtingen verstrekken omtrent de kenmerken van beleggingscategorieën, hij mag cliënten naar een financiële instelling verwijzen, maar hij mag niet betrokken zijn bij de totstandkoming van effectentransacties. Het College leidde uit een samenwerkingsovereenkomst tussen de aanbieder van een effectenleaseproduct en A af dat A een materiële rol van betekening heeft gespeeld bij de ontwikkeling en het in de markt zetten van een aandelenleaseproduct. Het College bevestigde de aangevallen uitspraak.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
College van Beroep voor het Bedrijfsleven
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. drs. M. Hosemann*
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
handelingen cliëntenremisier
Bron
rolnr. AWB05/668, <www.rechtspraak.nl>, LJN AZ3800
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/3286

Verder in 2007 nr.1/2

 Toezicht op waarborg- en garantiefondsen

Op de valreep van de behandeling van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) in de Tweede Kamer, is in het wetsvoorstel nog een opmerkelijke aanvulling gekomen, het toezicht op w...

 De betrouwbaarheidstoetsing van bestuurders van financiële instellingen door de AFM en DNB

Aan de AFM1 en DNB2 is de taak toebedeeld om toezicht te houden op de financiële markten. Zij doen dit onder meer door betrouwbaarheidseisen te stellen aan bestuurders, beleidsbepalers...

 Rondom het nieuws; Identificatie

De afgelopen jaren zijn alle cliënten door hun banken benaderd met de oproep om bij een van de kantoren langs te komen teneinde de bank de gelegenheid te geven hun identiteit (opnieuw) vast te s...

 Wetgevingsprogramma 2007 op het terrein van de financiële markten

Tijdens een door het ministerie van Financiën op 8 december van het vorige jaar gehouden feest ter gelegenheid van de totstandkoming van de Wet op het financieel toezicht (‘Wft’) deed minister Z...