Compliance, Ethics & Sustainability Voorheen tijdschrift voor Compliance 2007 nr. 6

Bemiddelen zonder vergunning?

mr. drs. R.Y. Nauta

Per 1 februari 2007 is de site www.boober.nl in de lucht. Dit is een website waarop particulieren geld kunnen lenen en uitlenen. Boober Benelux (later Nederland) BV faciliteert slechts de website en de incasso ter zake tot stand gekomen leningen. Zelf verleent zij geen kredieten dan wel professionele kredietbemiddeling. Een vergunning op grond van de Wft is derhalve niet nodig. In eerste instantie zou dit een vergunning moeten zijn op grond van art. 2:60 (voor

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

het aanbieden van krediet), later (mede) op grond van art. 2:80 lid 1 (voor het bemiddelen) Wft. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) deelt de zienswijze van Boober niet en geeft haar een aanwijzing als bedoeld in art. 1:75 lid 1 Wft. Volgens die aanwijzing moet Boober per direct stoppen en gestopt blijven, met het bemiddelen in krediet tot het moment waarop is voldaan aan de toepasselijke regelgeving; voorts binnen drie werkdagen na dagtekening van de aanwijzing schriftelijk aan verweerster bevestigen dat zij gestopt is en gestopt blijft met het bemiddelen in krediet tot het moment waarop is voldaan aan de toepasselijke regelgeving. Een dergelijke aanwijzing is een beschikking ambtshalve in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar kan worden aangetekend. Dat doet Boober, zodat zij bij de bestuursrechter in Rotterdam uitkomt. Om niet direct letterlijk uit de lucht te zijn heeft zij tevens de rechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening de beschikking te schorsen. Een dergelijk verzoek wordt door de voorzieningenrechter behandeld, die daartoe eerst moet nagaan of sprake is van een spoedeisend belang. In zijn vonnis gaat de rechter uitvoerig in op de aard van de aanwijzing; reden om deze overwegingen integraal hier op te nemen: ‘Die opgelegde verplichting om verweerster [de AFM; RYN] in kennis te stellen van het nakomen van de aanwijzing om het aanbieden te hebben gestaakt levert zelf uiteraard niet een spoedeisend belang op. Het spoedeisend belang moet liggen in de aanwijzing direct overtreding van artikel 2:80, eerste lid, van de Wft te staken. Die aanwijzing echter behelst in feite niet meer dan hetgeen waartoe verzoekster reeds uit hoofde van de Wft zelf gehouden is. Daar komt bij dat het niet naleven van een aanwijzing zelf geen economisch delict meer oplevert en evenmin nog een zelfstandige grondslag voor de oplegging van een last onder dwangsom, hetgeen onder de oude financiële toezichtswetgeving die tot 1 januari 2007 gold wel het geval was. Het rechtsgevolg van de aanwijzing onderscheidt zich dus in feite niet van hetgeen reeds uit de wet zelf volgt. Niettemin is de aanwijzing gelet op de tekst en strekking van artikel 1:75, eerste lid, van de Wft een publiekrechtelijke beslissing met rechtsgevolg en ligt aan de daarin vervatte verplichting een gedragslijn te volgen een bestuurlijk rechtsoordeel ten grondslag, namelijk dat verzoekster artikel 2:80, eerste lid, van de Wft overtreedt. Verzoekster is gehouden die aanwijzing op te volgen. Zij kan daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter slechts (alsnog) aan voldoen door te stoppen met het bieden van een platform voor inleners en uitleners, hetgeen een staking van haar bedrijfsactiviteiten betekent. Verzoekster kan ook de aanwijzing naast zich neerleggen omdat die immers niet meer bevat dan een gegeven gebod door de toezichthouder om zich te gedragen conform de interpretatie die de toezichthouder geeft aan de wettelijke verbodsnorm. Het niet opvolgen van de aanwijzing zal echter naar alle verwachting wel tot gevolg hebben dat verweerster overgaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wegens overtreding van artikel 2:80, eerste lid, van de Wft, terwijl zij gelet op het overleg voorafgaande aan de aanwijzing daarvan wellicht zal afzien indien de aanwijzing wel wordt opgevolgd ook al is dat niet direct, nu verweerster zelf enkele dagen nadien tot schorsing van de aanwijzing is overgaan totdat uitspraak inzake het verzoek is gedaan. Analoog aan de jurisprudentie terzake het kwalificeren van een bestuurlijk rechtsoordeel als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb indien het afwachten van een wettelijke vervolgbeslissing, zoals een bestuurlijke boete, onevenredig bezwarend moet worden geacht, ziet de voorzieningenrechter aldus aanleiding om in onderhavig geval spoedeisend belang aan te nemen.’ Vervolgens gaat de voorzieningenrechter over tot inhoudelijke toetsing. In essentie draaide de zaak om de vraag of de activiteiten van Boober gekwalificeerd moesten worden als vallend onder de term ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. De in art. 1:1 Wft gegeven definitie van bemiddelen hanteert onder meer dit begrip: ‘bemiddelen: (a) alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet of verzekering tussen een consument en een aanbieder; (b) alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst;’ Voor de uitleg van de term ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ haakte de voorzieningenrechter aan bij een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 12 juni 2007 (JOR 2007/186; LJN BA7438). Daar betrof het een boetezaak waar in geschil was of 7 dan wel 11 keer bemiddelen bij kredietaantrekking als tussenpersoon moest worden gekwalificeerd als beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verrichten. ‘Voorts is bij de vierde nota van wijziging artikel 4:3, zoals dat thans luidt, in het wetsvoorstel Wft opgenomen. In de artikelsgewijze toelichting bij die bepaling is niet ingegaan op de betekenis van de term ‘‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf ’’, maar blijkens het algemene deel van de toelichting bij die wijziging is deze ontleend aan de (inmiddels ingetrokken) Wet financiële dienstverlening en strekt deze term ertoe duidelijk te maken dat de betreffende activiteit alleen onder het bereik van de Wft valt voorzover het plaatsvindt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (Kamerstukken II, 29 708, nr. 19, blz. 356-357). Dienaangaande is in de toelichting gesteld dat in het merendeel van de gevallen eenvoudig zal zijn vast te stellen dat daarvan sprake is en dat in andere gevallen de specifieke omstandigheden van belang zijn bij de vaststelling of sprake is van professionele dienstverlening. Aanknopingspunten kunnen onder andere zijn de wijze waarop degene die een financiële dienst verleent zich aan de buitenwereld presenteert, de omstandigheid dat de dienstverlening niet slechts incidenteel plaatsvindt of het feit dat degene die de financiële dienst verleent een beloning voor zijn diensten ontvangt van de cliënt zelf of een derde, aldus deze toelichting.’ De voorzieningenrechter zag geen reden om van bovenstaande interpretatie af te wijken. Van de aanknopingspunten keek hij met name naar de frequentie van de dienstverlening en de honorering ervan. Een uitdraai van de desbetreffende website liet zien dat een dertigtal uitleners ieder totaal meer dan 25 maal (het hoogste aantal is 211 maal) een inschrijving hadden gedaan op een via www.boober.nl uitgeschreven lening; het totaal aan uitgezette leningen bedroeg voor elk van hen ten minste € 10 000. In de gebruikersverklaring was verder voorzien in provisie voor Boober. Op grond daarvan kwam de rechter tot het oordeel dat deze bemiddeling via een soort kredietmarktplaats voor particulieren wel degelijk valt onder het bereik van art. 2:80 lid 1 Wft. De AFM had dus de bestreden aanwijzing mogen geven. Wel moet zij Boober een redelijke termijn gunnen conform de tekst van art. 1:75 lid 1 Wft. Een grammaticale uitleg van de term redelijke termijn laat zich niet rijmen met de aanwijzing de overtreding per direct te staken. Nu het een handhavingsbeslissing betreft zal de termijn zeer kort kunnen zijn. In dit geval bepaalde de rechter de werking van de aanwijzing op te schorten tot en met 2 dagen na verzending van de uitspraak aan partijen. De website van Boober vermeldde kort daarop dat in verband met een beslissing van de rechter vanaf donderdag 23 augustus 2007 geen nieuwe leningen meer konden worden aangegaan. Verder wendde Boober zich in verband met de vergunning tot de AFM. Deze heeft de activiteiten van Boober onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat geen vergunning vereist is, mits geen professionele aanbieders van krediet deelnemen, particuliere deelnemers niet meer dan € 40 000 op enig moment uitzetten via Boober en particuliere deelnemers niet vaker dan honderd maal een lening verstrekken. Worden deze randvoorwaarden in acht genomen, dan bemiddelt Boober volgens de AFM niet voor aanbieders van krediet, die handelen in de uitoefening van beroep en bedrijf. Maar nu is de Minister van Financiën ongelukkig, want er dienen adequate waarborgen te zijn voor zowel degenen die geld lenen als degenen die geld uitlenen. Naar aanleiding van kamervragen heeft hij op 2 november 2007 dan ook aangekondigd hiertoe een wijziging van de Wft voor te bereiden. Kortom, over de onlinemarktplaats voor geldleningen is het laatste woord nog niet gezegd.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Rotterdam
Auteurs
mr. drs. R.Y. Nauta
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Bron
LJN BB3123
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvCo/5078

Verder in 2007 nr.6

 Uit de compliancepraktijk: Compliance en gezelligheid

Net als de Nederlandse term ‘gezelligheid’ zich moeilijk laat vertalen in het Engels, laat de Engelse term ‘compliance’ zich moeilijk vertalen in het Nederlands.

 De invloed van de MiFID op compliance

Hoe dienen compliance officers om te gaan met MiFID? Wat zijn de minimumvereisten voor de inrichting van de compliancefunctie?

 Compliancetraining dankzij e-learning zowel leerzaam als leuk; een case study

Beurshandel op basis van voorwetenschap is verboden. Dat hoef je een gemiddelde bankmedewerker niet te vertellen. Net als dat je beter geen zaken kunt doen met dubieuze klanten. Lastiger wordt h...

 Vermogensscheiding: aandachtspunten bij de bescherming van de rechten van cliënten

Het faillissement van Van der Hoop Bankiers NV heeft nogmaals laten zien dat vermogensscheiding van groot belang is voor de bescherming van de rechten van cliënten. Onder vermogensscheiding word...

 Wat is een ‘gevaarlijke’ compliancegedachte

In de enquête die de basis vormde voor de Compliance Survey 20071 is (onder andere) de vraag gesteld die als titel boven dit artikel staat. Er bestaat ‘vrees’ voor zelfgenoegzaamheid: ‘Wij hebbe...

 Compliance Actualia

EUR-leerstoel ‘Compliance en Risicobeheersing in de financiële sector’

 Compliance Actualia

Aansprakelijkheid van toezichthouders

 Compliance Actualia

Ministerie van Financiën