Compliance, Ethics & Sustainability Voorheen tijdschrift voor Compliance 2007 nr. 6

Casinogedrag

mr. drs. R.Y. Nauta

Met enig regelmaat wordt een financiële instelling met het begrip zorgplicht geconfronteerd. Zo deed op 23 maart jl. de Hoge Raad uitspraak in de zaak ABN AMRO Bank N.V. (de Bank)/Van Velzen, waarin de vraag centraal stond in hoeverre een bank als professionele dienstverlener een belegger dient te beschermen tegen wat ‘casinogedrag’ wordt genoemd. Met casinogedrag wordt de neiging omschreven om verliezen niet te aanvaarden, maar om te speculeren op een kentering van het beursklimaat om

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

op die manier verliezen weer goed te maken. De feiten Vanaf 1996 hield Van Velzen (hierna: belegger) zowel zakelijk als in privé bij een vestiging van de Bank een effectenportefeuille aan die voornamelijk bestond uit beleggingsfondsen. Tussen partijen bestond een adviesrelatie. Gaandeweg verving belegger de beleggingsfondsen in zijn effectenportefeuille door andere waarden, met name uit de IT-sector, waarin hij werkzaam was. Op 14 februari 2000 kwam belegger met de Bank een bevoorschottingsregeling overeen. Deze regeling hield onder meer in dat hij krediet kon opnemen tot 80% van de beurswaarde van zijn Nederlandse staatsobligaties en tot 70% van zijn andere officieel genoteerde effecten. Voorts boekte hij in maart 2000 de effecten in de portefeuille van zijn BV over naar zijn privéportefeuille. In deze portefeuille zijn zowel aandelentransacties als optietransacties verricht. In de periode van mei tot en met december 2000 verzocht de Bank belegger drie keer schriftelijk tekorten, die (mede) waren veroorzaakt door optiedekkingsverplichtingen, aan te zuiveren. Belegger deed dit ook steeds binnen betrekkelijk korte termijn. Toen belegger later bleek verlies te hebben geleden, stelde hij de Bank daarvoor aansprakelijk. In rechte De vordering tot verklaring van recht dat de Bank toerekenbaar tekort is geschoten en/of onrechtmatig jegens belegger heeft gehandeld wordt door de Amsterdamse rechtbank afgewezen. Het hof2 daarentegen is van mening dat de Bank wel toerekenbaar tekort is geschoten jegens belegger voor zover zij hem heeft geadviseerd geld te lenen om ontstane dekkingstekorten aan te zuiveren. Het hof veroordeelt de Bank tot vergoeding van 50% van de daardoor voor belegger ontstane schade. Het hof neemt daarbij – in lijn met eerdere jurisprudentie – tot uitgangspunt dat op de Bank, als bij uitstek deskundig te achten professionele dienstverlener, jegens belegger een bijzondere zorgplicht rustte. Deze bijzondere zorgplicht, die volgt uit hetgeen waartoe de eisen van redelijkheid en billijkheid een effecteninstelling verplichten in een contractuele rechtsbetrekking met een particuliere klant, strekt ertoe die klant te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. De reikwijdte van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Tegen de achtergrond van dit uitgangspunt bespreekt het hof de grieven van belegger. Alleen de grief over het door (een medewerker van) de Bank gegeven advies treft doel. Toen de Bank belegger verzocht om aanzuivering van dekkingstekorten, was hem gezegd, dat het wel een heel ongunstig tijdstip was om aandelen te verkopen en hem is geadviseerd ‘ergens geld te vinden’ om het tekort aan te zuiveren. Belegger heeft dat geld gevonden door een lening aan te gaan met het bedrijf waarvan hij op dat moment directeur was. Het hof acht dit advies in strijd met het hierboven geformuleerde uitgangspunt: ‘Wat nu juist van ABN AMRO als professionele effecteninstelling mocht worden verwacht, is dat zij Van Velzen zou beschermen tegen wat wel wordt genoemd casinogedrag, dat is de neiging verliezen niet te aanvaarden maar te speculeren op een kentering van het beursklimaat om op die manier verliezen weer goed te maken. Door vorenbedoeld advies te geven heeft de bankmedewerker, en derhalve ABN AMRO, Van Velzen gestijfd in dit gedrag en is zij als adviseur jegens hem tekortgeschoten. Zij dient de schade die daarvan het gevolg is derhalve te vergoeden.’ De Hoge Raad deelt de mening van het hof dat sprake is van een onzorgvuldig advies niet. Volgens de Hoge Raad had de Bank met dit advies niet bedoeld dat belegger geld moest bijlenen – en dat belegger dit advies ook niet in die zin mocht opvatten –, maar dat belegger, teneinde sluiting van de door hem ingenomen posities en daarmee gepaard gaande verliezen te voorkomen, zou kunnen onderzoeken of hij de benodigde middelen op andere wijze zou kunnen bijeenbrengen. Nu het hof op dit essentiële punt van de Bank niet was ingegaan vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het hof. Het antwoord op de vraag of de Bank bij monde van de bankmedewerker in de gegeven omstandigheden heeft voldaan aan haar zorgplicht tegenover belegger, is immers mede afhankelijk van de (aan de Bank/bankmedewerker bekende) inkomens- en vermogenspositie van laatstgenoemde. In dat verband is bij de beoordeling van het bedoelde advies van wezenlijk belang of belegger, naar de Bank/bankmedewerker wist, direct of indirect over voldoende vermogen beschikte om de ontstane dekkingstekorten uit eigen middelen aan te zuiveren, dan wel daartoe van elders geld moest aantrekken. Commentaar In de afgelopen jaren is de zorg die bepaalde contractspartijen in acht moeten nemen steeds verder uitgebreid. Een van de gebieden waarop dat gebeurde is de optiehandel. De effecteninstelling, veelal een bank, wordt daar gedwongen zich het lot van de particuliere belegger aan te trekken en deze laatste tegen zichzelf te beschermen. Dat deze zorgplicht erg ver gaat laat de rechtspraak zien. Zo is de bank aansprakelijk ingeval een eigengereide particuliere belegger – tegen de waarschuwingen van de bank in – verplichte margins niet aanhoudt en de bank niet tijdig ingrijpt. De hierboven behandelde uitspraak wijkt in zoverre af, dat de Hoge Raad iets genuanceerder tegen de zorgplicht lijkt aan te kijken. De vraag is dan ook al gesteld of hier sprake zou kunnen zijn van een kentering. Om die reden wordt daarom aan deze uitspraak aandacht besteed. Allereerst zij opgemerkt dat in dit geval wel voldaan werd aan de marginverplichtingen. Op grond van die (wettelijke) verplichtingen moet de belegger een bepaalde dekking aanhouden om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen, indien de resultaten tegenvallen. Wordt deze margeplicht niet nageleefd, dan is de bank in beginsel aansprakelijk (vgl. HR 26 juni 1998, NJ 1998, 660; Van de Klundert/Rabo en HR 11 juli 2003, NJ 2005, 103; Erven Kouwenberg/Rabo). In de hier aan de orde zijnde zaak voldeed de belegger niet aan andere verplichtingen. Hij had enige malen onvoldoende dekkingswaarde voor zijn bevoorschottingsregeling omdat de zekerheden (zijnde de effectenportefeuille) in waarde waren gedaald. De in acht te nemen zorgvuldigheid is dan niet (gedeeltelijk) terug te voeren op concrete rechtsregels, maar vloeit voort uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid die de contractuele verhouding tussen partijen (mede) bepalen (art. 6:248 Burgerlijk Wetboek). In de setting van de optiehandel is een bank als professionele en op dit terrein bij uitstek deskundig te achten dienstverlener tot een bijzondere zorgplicht gehouden. Volgens eerdere rechtspraak heeft die zorgplicht tot strekking de cliënt te beschermen tegen het gevaar van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht. In feite moet de cliënt tegen zichzelf worden beschermd. Dit is in het bijzonder het geval bij wat hier als casinogedrag wordt bestempeld: door blijven gaan met speculeren in de hoop dat de kansen keren. Op dat spoor zit het hof. De procureur- generaal, die ook altijd zijn mening over een cassatiezaak geeft, vat de redenering van het hof aangaande het onzorgvuldig handelen van de bank als volgt samen: a. op ABN AMRO rustte jegens Van Velzen een bijzondere zorgplicht, mede ter bescherming tegen de – hier evident spelende – gevaren van eigen lichtzinnigheid; b. desondanks heeft ABN AMRO, zonder enig inzicht te hebben in Van Velzens relevante omstandigheden, ertoe bijgedragen dat Van Velzen een uitermate risicovolle en zéér eenzijdige beleggingsportefeuille opbouwde; c. toen – al na héél korte tijd – de beurskoersen van de litigieuze aandelen kelderden, heeft zij Van Velzen niet geadviseerd om posities te sluiten. Integendeel: zij heeft hem geadviseerd ‘ergens geld te vinden’, zonder zich te bekommeren om de vraag of dit zou geschieden door het aangaan van een lening of anderszins. Dat het hof niet uitvoerig de omstandigheden van het geval naliep, vond de procureur-generaal geen probleem, de Hoge Raad wel. De omvang van de zorgplicht van de bank hangt namelijk af van de omstandigheden van het geval, waaronder de eventuele deskundigheid van de cliënt en diens inkomens- en vermogenspositie. Die laatste omstandigheid was door de wijze waarop het proces gevoerd was, onvoldoende belicht. Hofs interpretatie van het advies om ‘ergens geld te vinden’ werd door de Hoge Raad als onvoldoende gemotiveerd aangemerkt. Het hof had eerst moeten nagaan of belegger, naar de (medewerker van de) Bank wist, direct of indirect over voldoende mogelijkheden beschikte om de ontstane dekkingstekorten uit eigen middelen aan te zuiveren, dan wel daartoe van elders geld moest aantrekken. Zou belegger over voldoende mogelijkheden hebben beschikt, dan was het advies niet per se onzorgvuldig, omdat het bedoeld was om sluiting van de door belegger ingenomen posities en daarmee gepaard gaande verliezen te voorkomen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak voor verdere behandeling naar het Hof Den Haag verwezen. Deze zal de omstandigheden van het geval nader hebben te onderzoeken om te kunnen vaststellen of de bank al dan niet haar zorgplicht heeft geschonden. Aan de vraag in hoeverre de belegger hier nog tegen zijn casinogedrag moet worden beschermd, wijdt de Hoge Raad geen woord meer. Onmiddellijk rijst dan bijvoorbeeld de vraag of daardoor de strekking van de zorgplicht enigszins wordt ingeperkt. Het antwoord ligt in de toekomst. Wellicht leest u daarover in een volgende aflevering van deze rubriek.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Hoge Raad
Auteurs
mr. drs. R.Y. Nauta
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Bron
LJN AZ7619
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvCo/5079

Verder in 2007 nr.6

 Uit de compliancepraktijk: Compliance en gezelligheid

Net als de Nederlandse term ‘gezelligheid’ zich moeilijk laat vertalen in het Engels, laat de Engelse term ‘compliance’ zich moeilijk vertalen in het Nederlands.

 De invloed van de MiFID op compliance

Hoe dienen compliance officers om te gaan met MiFID? Wat zijn de minimumvereisten voor de inrichting van de compliancefunctie?

 Compliancetraining dankzij e-learning zowel leerzaam als leuk; een case study

Beurshandel op basis van voorwetenschap is verboden. Dat hoef je een gemiddelde bankmedewerker niet te vertellen. Net als dat je beter geen zaken kunt doen met dubieuze klanten. Lastiger wordt h...

 Vermogensscheiding: aandachtspunten bij de bescherming van de rechten van cliënten

Het faillissement van Van der Hoop Bankiers NV heeft nogmaals laten zien dat vermogensscheiding van groot belang is voor de bescherming van de rechten van cliënten. Onder vermogensscheiding word...

 Wat is een ‘gevaarlijke’ compliancegedachte

In de enquête die de basis vormde voor de Compliance Survey 20071 is (onder andere) de vraag gesteld die als titel boven dit artikel staat. Er bestaat ‘vrees’ voor zelfgenoegzaamheid: ‘Wij hebbe...

 Compliance Actualia

EUR-leerstoel ‘Compliance en Risicobeheersing in de financiële sector’

 Compliance Actualia

Aansprakelijkheid van toezichthouders

 Compliance Actualia

Ministerie van Financiën