Tijdschrift voor Agrarisch Recht 1989 nr. 5

Over coöperatieve samenwerkingsverbanden en de positie van derzelver leden

Prof. mr. M.J.G.C. Raaijmakers

1.1. Meer dan vroeger wordt de coöperatie heden ten dage beschouwd vanuit een economisch-analytisch gezichtspunt. Dat lijkt mij, juist voor een gecompliceerde rechtsvorm als de coöperatie, een juist vertrekpunt.1 Het komt mij echter voor dat voor een juist begrip van deze rechtsfiguur de historisch-beschrijvende benadering van groot belang blijft. Zonder deze laatste zal het moeilijk zijn de ontwikkelingsgang te verklaren, ook om na te gaan of uit de geschiedenis oplossingen zijn af te leiden voor

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

hedendaagse vraagstukken. De oudere literatuur en jurisprudentie zijn, meen ik, moeilijk te begrijpen zonder enige kennis van de sociaal-economische ach tergronden en denkbeelden waaruit de coöperatiebeweging is ontstaan. Slechts aldus is men immers in staat coöperaties in hun onderscheiden vormen te analyseren in hun (bedrijfs-)economische structuur. Juist door de economisch-analytische beschouwingswijze in historisch perspectief te plaatsen valt bijvoorbeeld op dat de af nemende rol van de verbruikerscoöperatie mede kan worden verklaard uit de ingrijpende veranderingen die zich hebben voltrokken in de positie van de consument en de detailhandel.2 Maar op dezelfde wijze dienen wij ook de grote moderne coöperatie tegemoet te treden om de specifieke problemen daarvan te kunnen onderkennen. 3 De beide beschouwingen zijn niet tegengesteld aan elkaar, doch juist elkaars complement. Dit preadvies heeft een bescheiden opzet. Ik zal slechts enkele kanttekeningen maken omtrent de betekenis die deze beschouwingswijzen hebben voor de positie van de leden in enkelvoudige en samengestelde coöperatieve samenwerkingsverbanden. De positie van bestuur/directie resp. die van commissarissen zullen worden behandeld door mijn mede-preadviseurs mr. J.N. Kras en mr. R.C.J. Galle. 1.2. Naar hedendaagse inzichten wordt de coöperatie beschouwd als gezamenlijke bedrijfshuishouding waarin een deel van de economische functies van de aangesloten huishoudingen van de leden wordt vervuld; de samenwerking van de aangesloten (gezins- of bedrijfs-) huishoudingen is er daarbij op gericht de voordelen, die uit het proces dat volgt na de primaire produktie, zelf te behouden c.q. om via de coöperatie zelf invloed te kunnen uitoefenen op de inkoopmarkt.4 Het is - laat ik die tot nadenken prikkelende vergelijking maar aanstonds maken - een soort 'joint venture' van die huishoudingen. De motieven voor het tot stand brengen van een onderlinge regeling tot samenwerking in de vorm van een gezamenlijke onderneming, gehouden door een (gezamenlijke) BV, VOF of CV, zijn niet zelden vergelijkbaar met die voor een coöperatie. Dat spreekt wel het meest bij de opzet van een joint venture die tot doel heeft deelfuncties te vervullen ter beperking van de kosten die verbonden zouden zijn aan afzonderlijke vervulling daarvan: de partners verrichten gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling, zetten een gezamenlijk verkoopapparaat op of produceren halffabrikaten. De resultaten worden vervolgens in het eigen bedrijf van de partners gecommercialiseerd. Deze vorm van samenwerking vertoont sterke verwantschap met die welke in coöperatief verband wordt nagestreefd. Er zijn echter ook enkele belangrijke verschillen. De coöperatie is, net als het EESV, waarover verder hieronder, 'ancillair' van karakter, zij vervult deelfuncties ten behoeve van de aangesloten huishoudingen. Joint ventures zijn er ook in de vorm van een volledig geïntegreerde onderneming, d.w.z. ondernemingen waarin alle ondernemersfuncties in het bedrijf van de joint venture worden uitgeoefend; een vorm derhalve waarbij men kan spreken van een volledige deelfusie.5 De zelfstandigheid van een dergelijke gezamenlijke dochteronderneming ten opzichte van de partners wordt sterker naarmate doel en werkzaamheden minder het karakter van het vervullen van hulpfuncties en meer dat van een volledig geïntegreerde onderneming verkrijgen. De afhankelijkheid van de partners blijft echter bestaan zolang deze krachtens hun onderlinge regeling tot samenwerking de joint venture in stand houden. Een dergelijke volledig geïntegreerde onderneming is m.i. niet typisch voor de coöperatie. Kapitaal-, verenigingsstructuur en de wettelijke doelbeperkingen, maken de coöperatie - hier bedoeld als de rechtsvorm daarvan - daarvoor, naar het lijkt, ook minder geschikt. En dat geldt wanneer men de historisch gekleurde coöperatie-idee als vertrekpunt neemt. 1.3. Waarom deze vergelijking? Omdat deze duidelijk maakt dat het in de economisch- analytische benadering van de coöperatie gevonden element van de 'verlengstuk'- gedachte op zich genomen overeenkomt met die welke wij in een joint venture (hierna 'jv') aantreffen. Ook in juridisch opzicht is de vergelijking van belang. Bij de coöperatie is, als ik het goed zie, een van de meest klemmende problemen gelegen in de spanning tussen de positie van de leden (de samenwerking die zij gestalte hebben gegeven in hun vereniging) en die van (de leiding van) het door die vereniging in stand gehouden bedrijf. Anders gezegd: tussen het belang van de (gezamenlijke) leden en dat van de vereniging/coöperatie. Dat probleem manifesteert zich anders dan in het NV/BV-recht, omdat het samenwerkingskarakter van die rechtsvormen is verbleekt6 en het 'eigen, vennootschappelijke belang' daar een min of meer zelfstandige grootheid is geworden; de 'zelfstandigheid' van het bestuur der vennootschap houdt met die ontwikkeling - uiteraard - gelijke tred. Dat is - tot dusver - niet of althans veel minder het geval bij de coöperatie. De rechtsvorm zelf onderstreept hier het samenwerkingskarakter. 1.4. Nu valt het op dat de enorme groei van het coöperatieve bedrijfsleven mede heeft geleid tot het ontstaan van soms zeer grote, ook internationaal werkzame coöperatieve ondernemingen met vele duizenden leden en evenzo vele werknemers. De interne organisatie vertoont daarbij een complexe structuur. Lokale coöperaties zijn aangesloten bij een regionale coöperatie. Deze zijn op hun beurt weer lid van een overkoepelende coöperatie. De economische en organisatorische functies worden op verschillende niveaus in de rechtspersonen die tot deze 'groep' behoren vervuld. De centrale groepsfuncties, noodzakelijk voor de instandhouding van het aldus gevormde bedrijfseconomische en organisatorische geheel worden vervuld door - om in hetzelfde beeld te blijven - een 'joint venture' van vele partners. Juridisch wordt die verbondenheid niet gestoeld - als bij concerns van vennootschappen - op het bezit van aandelen en daarmede verbonden stemrechten, doch op elkaar afgestemde voorzieningen in de verenigingsstatuten.7 De afstand tussen lid en de totale coöperatieve organisatie wordt aldus groter. Het 'eigen belang' daarvan wordt sterker geprofileerd; de bereidheid van het lid persoonlijke aansprakelijkheid te blijven draen neemt af. Er ontstaat een spanningsveld tussen het belang van de rechtspersoon en dat van haar leden dat zich laat vergelijken met dat in een grote beurs-NV, maar daarvan toch door de aard van de coöperatie ook blijft verschillen. 1.5. Die vergelijking, waartoe bedoelde economisch-analytische beschouwing aan leiding geeft, heeft intussen ook zijn gevaren. Men zal niet voorbij kunnen gaan aan de eigen karaktertrekken van de coöperatie en zonder meer noties van het vennootschapsrecht kunnen overplanten in het coöperatierecht. De waarschuwing dat men daarmede voorzichtig moet zijn is terecht en dient ernstig te worden genomen.8 Men kan bezwaarlijk de normatieve aspecten die nu eenmaal verbonden zijn aan de keuze voor een bepaalde rechtsvorm ter zijde stellen. Maar de vraag naar de keuze van die rechtsvorm kan klemmender worden naarmate men, economisch analyse rend, moet vaststellen dat de beoogde samenwerking op verschillende manieren vorm kan worden gegeven. Het belangrijkste is wel dat er tussen de coöperatie en haar leden een wederzijdse afhankelijkheid blijft bestaan, die de coöperatie van de kapitaalvennootschap doet verschillen. Het lid zal voor een efficiënte bedrijfsvoering aangewezen zijn op aansluiting bij een coöperatie. Men denke slechts aan de boer die zijn melk wil doen zuivelen: hij is aangewezen op toetreding tot een coöperatief verband, tenzij hij - onder lid te worden - een overeenkomst met een zuivelcoöperatie sluit ter bewerking van zijn produkten (in welk geval de coöperatie niet gehouden is hem de voordelen van de coöperatieve samenwerking door te berekenen). (Zie ook mijn opmerkingen over 'deelneming' hieronder.) Omgekeerd is en blijft de coöperatie afhankelijk van de (blijvende) betrokkenheid van haar leden; daalt het aantal leden (en daarmede de 'load' van de coöperatie) dan dreigen onderbezettingsverliezen en in het slechtste geval het faillissement van de coöperatie. Bij de coöperatie zijn verzwaarde uittredingsvoorwaarden daarom regel9, bij de joint venture zal de onderlinge regeling tot samenwerking de partners binden tot (voortgezette) samenwerking. Dit alles leidt tot de conclusie dat de coöperatie haar eigen plaats behoudt tussen de overige rechtspersonen en vennootschappen. Reden waarom inderdaad voorzichtigheid geboden blijft met het 'overplanten' van NV/BV-recht in het coöperatierecht. Ook al kan de coöperatie in sommige opzichten met de NV/BV worden vergeleken, zij blijft vragen om op haar karakter toegesneden normen. Daarbij zal meer aandacht nodig zijn voor het onderscheid tussen 'open' en 'besloten' verhoudingen.10 Laten wij thans nader stilstaan bij het rechtskarakter van de coöperatie.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
Prof. mr. M.J.G.C. Raaijmakers
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/6252

Verder in 1989 nr.5

 Bestuur en raad van commissarissen van de coöperatie

- DE COÖPERATIE Bij gelegenheid van de invoering van de structuurregeling voor grote coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen is de wettelijke definitie van de coöperatie gew...

 Heeft de coöperatieve vereniging een januskop?

De coöperatieve vereniging is een van die boeiende fenomenen, zoals je die ook aantreft bij de intellectuele eigendomsrechten, waar dynamische economische processen in juridische vorme...

 Over coöperatieve samenwerkingsverbanden en de positie van derzelver leden

1.1. Meer dan vroeger wordt de coöperatie heden ten dage beschouwd vanuit een economisch-analytisch gezichtspunt. Dat lijkt mij, juist voor een gecompliceerde rechtsvorm als de coöp...