Tijdschrift voor Financieel Recht 2009 nr. 7/8

Aansprakelijkheidsvragen rond het prospectus: van Groningen tot Rome II

mr. K. Frielink*

Behoudens de uitzonderingen genoemd in de art. 5:3 en 5:4 Wft en in de op art. 5:5Wft gebaseerde Vrijstellingsregeling1, is het verboden in Nederland effecten aan te bieden aan het publiek of effecten te doen toelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerdemarkt, tenzij een door de AFM, of door een toezichthouder in een andere lidstaat2, goedgekeurd prospectus algemeen verkrijgbaar is (art. 5:2 Wft). We zullen ons hier beperken tot het

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

prospectus van een inNederland gevestigde effectenuitgevende instelling. Dat een prospectus door de toezichthouder is goedgekeurd wil niet zonder meer zeggen dat het prospectus reeds daarom voldoet aan de norm van art. 5:13 Wft. Die norm houdt in dat het prospectus die gegevens moet bevatten die van belang zijn voor het vormen van een verantwoord oordeel over het vermogen, de financiële positie, het resultaat en de vooruitzichten van de uitgevende instelling en de eventuele garant en de rechten die aan deze effecten verbonden zijn. Nadat het prospectus is goedgekeurd kan een materiële vergissing of onjuistheid worden geconstateerd, bijvoorbeeld dat een deel van de kerncijfers abusievelijk verkeerd is opgenomen of niet is opgenomen. Ook kan zich intussen een belangrijke nieuwe ontwikkeling hebben voorgedaan die verband houdt met de in het goedgekeurde prospectus opgenomen informatie. Voor die gevallen bepaalt art. 5:23 lid 1 Wft dat de uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van de toelating van de effecten tot de handel op de gereglementeerde markt een document ter aanvulling van het prospectus opstelt.3 Het begrip ‘aanvulling’ dekt niet volledig de lading, omdat het ook kan gaan om het corrigeren van een materiële vergissing of onjuistheid in het prospectus. Met de aanduiding ‘materieel’ wordt bedoeld dat het gaat om een vergissing of onjuistheid die van belang is voor de aan een prospectus gestelde eis dat een (potentiële) belegger zich een ‘verantwoord oordeel’ moet kunnen vormen.Het gaat daarbij niet omeen bepaalde, individuele belegger, maar om de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone belegger van de groep waarvoor het prospectus is bedoeld of die het prospectus heeft bereikt.4 Nog abstracter verwoord gaat het om ‘de’ markt waarin de betrokken effecten (zullen gaan) worden verhandeld. Een aanvullend document behoeft, gelijk het prospectus, de goedkeuring van de toezichthouder en dient evenzeer algemeen verkrijgbaar te worden gesteld. In de wet is daarnaast de mogelijkheid voor de wederpartij van herroeping van een aanbod of de ontbinding van een overeenkomst geregeld, welk recht binnen twee werkdagen na de publicatie van dat document moet worden uitgeoefend (art. 5:23 leden 6 en 7 Wft). Een prospectus kanmededelingen bevatten die onrechtmatig zijn jegens een of meer bepaalde personen. De vraag is hoe daartegen kan worden geageerd en of in een dergelijke situatie ook een rol voor de toezichthouder is weggelegd. Dezelfde vragen kunnen worden gesteld wanneer het gaat om een prospectus dat misleidend is voor (potentiële) beleggers. Tenslotte wordt aandacht besteed aan Rome II en aan de vraag of rechts- en forumkeuzebedingen in dergelijke gevallen een rol spelen.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. K. Frielink*
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/8091

Verder in 2009 nr.7/8

 Schuld en boete

Onder de titel ‘Aandeelhouder niet hoofdschuldig aan crisis’ verscheen in het Financieele Dagblad van 3 juli jl. een interview van Marcel Hooft van Huysduynen met Jos Streppel, de nieuwe voorzitt...

 Opeising of weigering van krediet en uitwinning van zekerheden door een bank

Indien een onderneming zich in financiële problemen bevindt, zal de bank die aan die onderneming (hierna: de kredietnemer) een krediet heeft verstrekt zich mogelijk beraden over de...

 De nieuwe provisieregelgeving voor financiële intermediairs

Provisies vormen een wijze van beloning of vergoeding voor de werkzaamheden die financiële intermediairs1 verrichten in het kader van het bemiddelen of adviseren van een consument ...

 Dilemma’s rond Engelse aandelen die via Euroclear Nederland worden aangehouden

Custody, clearing en settlement worden steeds internationaler. Beleggers beleggen steeds meer in effecten die in een ander land worden bewaard en waarvan ook de handel in het buiten...

 Uitspraak van de Hoge Raad in effectenlease-zaken

In nummer 2009-4 van dit tijdschrift heb ik aandacht besteed aan de conclusies van de AdvocaatGeneraalDe Vries Lentsch- Kostense in de rechtszaken tegen Levob1, Dexia2 en Aegon Ban...

 Aansprakelijkheidsvragen rond het prospectus: van Groningen tot Rome II

Behoudens de uitzonderingen genoemd in de art. 5:3 en 5:4 Wft en in de op art. 5:5Wft gebaseerde Vrijstellingsregeling1, is het verboden in Nederland effecten aan te bieden aan het ...

 Nieuws

In deze rubriek worden ontwikkelingen op het terrein van het effectenrecht en ander financieel recht gesignaleerd die betrekking hebben op de periode medio mei 2009 tot en met medio juli 2009.

 Rondom het nieuws Het toezicht van DNB op Icesave

Op 16 juni 2009 heeft minister Bos het onderzoeksrapport van Du Perron en De Moor - van Vugt naar de gang van zaken rondom Icesave naar de Tweede Kamer gestuurd. In het rapport worden antwoorden...