Aansprakelijkheidsvragen rond het prospectus: van Groningen tot Rome II
mr. K. Frielink*
Behoudens de uitzonderingen genoemd in de art. 5:3 en 5:4
Wft en in de op art. 5:5Wft gebaseerde Vrijstellingsregeling1,
is het verboden in Nederland effecten aan te bieden aan het
publiek of effecten te doen toelaten tot de handel op een in
Nederland gelegen of functionerende gereglementeerdemarkt,
tenzij een door de AFM, of door een toezichthouder in een
andere lidstaat2, goedgekeurd prospectus algemeen verkrijgbaar
is (art. 5:2 Wft). We zullen ons hier beperken tot het
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
prospectus van een inNederland gevestigde effectenuitgevende
instelling.
Dat een prospectus door de toezichthouder is goedgekeurd
wil niet zonder meer zeggen dat het prospectus reeds daarom
voldoet aan de norm van art. 5:13 Wft. Die norm houdt in
dat het prospectus die gegevens moet bevatten die van belang
zijn voor het vormen van een verantwoord oordeel over het
vermogen, de financiële positie, het resultaat en de vooruitzichten
van de uitgevende instelling en de eventuele garant
en de rechten die aan deze effecten verbonden zijn. Nadat
het prospectus is goedgekeurd kan een materiële vergissing
of onjuistheid worden geconstateerd, bijvoorbeeld dat een
deel van de kerncijfers abusievelijk verkeerd is opgenomen
of niet is opgenomen. Ook kan zich intussen een belangrijke
nieuwe ontwikkeling hebben voorgedaan die verband houdt
met de in het goedgekeurde prospectus opgenomen informatie.
Voor die gevallen bepaalt art. 5:23 lid 1 Wft dat de uitgevende
instelling, aanbieder of aanvrager van de toelating van
de effecten tot de handel op de gereglementeerde markt een
document ter aanvulling van het prospectus opstelt.3 Het
begrip ‘aanvulling’ dekt niet volledig de lading, omdat het
ook kan gaan om het corrigeren van een materiële vergissing
of onjuistheid in het prospectus. Met de aanduiding ‘materieel’
wordt bedoeld dat het gaat om een vergissing of onjuistheid
die van belang is voor de aan een prospectus gestelde eis
dat een (potentiële) belegger zich een ‘verantwoord oordeel’
moet kunnen vormen.Het gaat daarbij niet omeen bepaalde,
individuele belegger, maar om de gemiddeld geïnformeerde,
omzichtige en oplettende gewone belegger van de groep waarvoor het prospectus is bedoeld of die het prospectus heeft
bereikt.4 Nog abstracter verwoord gaat het om ‘de’ markt
waarin de betrokken effecten (zullen gaan) worden verhandeld.
Een aanvullend document behoeft, gelijk het prospectus, de
goedkeuring van de toezichthouder en dient evenzeer algemeen
verkrijgbaar te worden gesteld. In de wet is daarnaast
de mogelijkheid voor de wederpartij van herroeping van een
aanbod of de ontbinding van een overeenkomst geregeld,
welk recht binnen twee werkdagen na de publicatie van dat
document moet worden uitgeoefend (art. 5:23 leden 6 en 7
Wft).
Een prospectus kanmededelingen bevatten die onrechtmatig
zijn jegens een of meer bepaalde personen. De vraag is hoe
daartegen kan worden geageerd en of in een dergelijke situatie
ook een rol voor de toezichthouder is weggelegd. Dezelfde
vragen kunnen worden gesteld wanneer het gaat om een
prospectus dat misleidend is voor (potentiële) beleggers.
Tenslotte wordt aandacht besteed aan Rome II en aan de
vraag of rechts- en forumkeuzebedingen in dergelijke gevallen
een rol spelen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.