Tijdschrift voor Financieel Recht 2002 nr. 10

Het gebruik van de privatieve last bij de inrichting van beleggingsfondsen

D.A. Worst

Een beleggingsfonds is geen rechtspersoon. Het is een overeenkomst sui generis tussen de bewaarder, de beheerder en één of meerdere beleggers - ook wel deelne- mers of participanten genoemd.' Deze overeenkomst, vaak aangeduid als de voorwaarden voor beheer en bewa- ring (de fondsvoorwaarden), houdt in de regel in dat de beleggers een betaling doen in ruil waarvoor zij de gemeenschappelijke economische eigendom krijgen van (bepaalde) goederen die de bewaarder (daarna) in blote juridische eigendom heeft

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

en ten titel van beheer voor de beleggers houdt. Deze goederen, ook wel het vermogen van het beleggingsfonds of fondsvermogen genoemd, worden beheerd door een beheerder. De precieze omvang van de beheerstaak hangt af van de fondsvoorwaarden en de aard van het fondsvermogen. In ieder geval zal het steeds de beheerder zijn die binnen de grenzen van de fondsvoorwaarden het initiatief neemt tot de aan- en verkoop van beleggingen, al dan niet op basis van een aan hem door de bewaarder verleende volmacht.' Hoewel de bewaarder geen (direct) economisch belang heefi bij het fondsvermogen, wordt aangenomen dat het fondsvermogen wel in goederenrechtelijke zin tot zijn vermogen behoort, zodat (i) hij bevoegd is over het fondsvermogen te beschikken, (ii) diens overige (privé-) crediteuren op het fondsvermogen verhaal kunnen nemen (artikel 3:276 BW) en (iii) het fondsvermogen in geval van faillissement van de bewaarder in de failliete boedel valt.3 Omdat de beleggers geen goederenrechtelijke aanspraak op het fondsvermogen hebben en veelal ook geen zeker- heid hebben voor hun vorderingen: lopen zij het risico dat 'hun vermogen verdwgnt', bijvoorbeeld doordat de bewaarder of de beheerder op grond van een hem ver- leende volmacht daarover (op voor hen nadelige wijze) beschikt in strijd met de fondsvoorwaarden, of doordat de overige (privé-)crediteuren van de bewaarder daarop ver- haal nemen.6 De wetgever heeft dit risico kennelijk onderkend en in het kader van bescherming van beleggers eisen gesteld aan de inrichting van beleggingsfondsen die op grond van artikel 4(1) van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (hierna: Wtb) een vergunning nodig hebben, welke eisen zijn neergelegd in de Wtb en het Besluit toezicht beleg- gingsinstellingen (hierna: Btb).7 Deze eisen zijn, kort gezegd, (i) dat de bewaarder en de beheerder van het beleggingsfonds van elkaar onafhankelijke rechtsperso- nen dienen te zijn (art. 5(2)(b) jo. 9 Wtb), (ii) dat het fondsvermogen afgescheiden dient te zijn van het vermo- gen van de bewaarder, de beheerder en andere (rechts-) personen (art. 5(2)(c) Wtb), (iii) dat de bewaarder en de beheerder slechts gezamenlijk over het fondsvermogen mogen beschikken (art. 5 Btb jo. 3.2 Bijlage A deel III Btb) en (iv) dat de bewaarder de tot het fondsvermogen beho- rende activa slechts mag afgeven nadat hij heeft vastge- steld dat de door de beheerder voorgestelde beleg- gingstransactie past in het beleggingsbeleid van het beleg- gingsfonds zoals dat uit het prospectus blijkt (art. 5 Btb jo. 3.3 Bijlage A deel III Btb). Op papier ziet dit er indrukwek- kend uit; de bescherming die de beleggers in de praktijk aan deze bepalingen ontlenen is echter zeer beperkLa Dit komt ten eerste omdat algemeen wordt aangenomen dat de wettelijke instrumenten ontbreken om in goederen- rechtelijke zin te voldoen aan de eis van het afgescheiden vermogen. Hetzelfde geldt ten tweede voor de eis van de gezamen- lijke beschikkingsbevoegdheid. Hoewel de fondsvoor- waarden veelal zullen bepalen dat de bewaarder alleen gezamenlijk met de beheerder over de activa behorende tot het fondsvermogen mag beschikken, is van gezamen- lijke beschikkingsbevoegd heid in goederenrechtelijke zin geen sprake. Een dergelijke verbintenisrechtelijke beper- king van de beschikkingsbevoegdheid van de bewaarder heeft immers geen externe werking (zij kan niet aan derden worden tegengeworpen),1° terwijl een aan de beheerder verstrekte volmacht niet privatief werkt (de bewaarder blijft zelfstandig bevoegd die rechtshandelin- gen te verrichten waarvoor de volmacht is gegeven)." Daar komt ten siotte bij dat volgens de Autoriteit Finan- ciële Markten (Autoriteit-FM) de bewaarder slechts ach- teraf (dat wil zeggen nadat de desbetreffende beleg- gingstransactie door de beheerder - kennelijk op basis van een volmacht - is uitgevoerd) dient vast te stellen of de beleggingstransactie past in het beleggingsbeleid van het. beleggingsfonds.12 Indien de bewaarder op dat moment vaststelt dat dit niet het geval is, kan hij volgens de Autoriteit-FM de beheerder verzoeken de transactie terug te draaien op een voor het beleggingsfonds kostenneu- trale basis.13 Hoewel toetsing achteraf praktische voorde- len heeft, is duidelijk dat deze uitleg op gespannen voet staat met de tekst (en naar mijn mening de bedoeling) van artikel 5 Btb jo. artikel 3.3 BijlageA deel III Btb.14 Ook is niet in alle situaties duidelijk hoe een reeds uitgevoerde trans- actie door de beheerder op een voor het beleggingsfonds (lees: de bewaarder) kostenneutrale basis kan worden teruggedraaid. Perrick merkt in dat kader terecht op dat de bewaarder in de regel aan deze transactie gebonden zal zijn op grond van de door hem aan de beheerder ver- strekte volmacht.15 Ook Klemann heeft weinig vertrouwen in het terugdraaien van een reeds uitgevoerde transactie, omdat de bewaarder daar volgens hem veelal niet de mogelijkheden voor zal hebben.'" In de literatuur zijn wel alternatieven bedacht om het gebrek aan bescherming van de belegger op grond van de hierboven genoemde bepalingen uit de Wtb en het Btb voor wat betreft de inrichting van beleggingsfondsen (enigszins) te compenseren.17 Deze alternatieven beogen meestal de eis van het afgescheiden vermogen zoveel mogelijk te benaderen." In dit artikel zet ik uiteen hoe het gebruik van de privatieve last bij de inrichting van beleg- gingsfondsen een evenwichtige(r) verdeling van bevoegd- heden tussen de bewaarder en de beheerder en daarmee een betere bescherming van de beleggers in het fonds tot gevolg heeft.lg Het gebruikvan de privatieve last heeft juist tot doel gezamenlijke beschikkingsbevoegdheid met voor- afgaande regelmatigheidstoetsing door de bewaarder te construeren. Een waarschuwing vooraf is wellicht op zijn plaats. Van der Grinten en anderen hebben de bepalingen omtrent privatieve lastgeving een typisch voorbeeld van gelegen- heidswetgeving genoemd die slecht passen in het systeem van de wet." Het ziet er inderdaad naar uit dat de wetge- ver de gevolgen van de invoering van de privatieve last niet altijd even goed heeft doorgedacht. Dit gegeven alleen zou echter niemand ervan moeten weerhouden van de privatieve last gebruik te maken. Hij is er nu eenmaal en de omstandigheid dat door het gebruik van de privatieve last, zoals hierna zal blijken, zo nu en dan de grenzen van het verbintenissen-, goederen-, effecten- en vennoot- schapsrecht worden opgezocht, maakt het gebruik daar- van (vanuit juridisch oogpunt) zo interessant.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
D.A. Worst
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/992

Verder in 2002 nr.10

 Het gebruik van de privatieve last bij de inrichting van beleggingsfondsen

Een beleggingsfonds is geen rechtspersoon. Het is een overeenkomst sui generis tussen de bewaarder, de beheerder en één of meerdere beleggers - ook wel deelne- mers of participante...

 Beleggen: (g)een loterij zonder nieten?

De Klachtencommissie DSI (hierna: de 'Commissie') bestaat sinds 1999 en biedt een goedkope en laagdrempe- lige rechtsgang aan particuliere, niet-professionele beleg- gers voor geschil...

 Nieuwe regels voor houdster- en financieringsmaatschappijen

Rond de jaarwisseling werd financieel Nederland verrast door een wijziging' van de ministeriële regeling (hierna: de 'Ministeriële Regeling') van 4 februari 1993 ex artikel 1 lid 3 va...