Werken bekenden van de failliet niet mee? Dan is bewijsbeslag mogelijk een oplossing!
prof. mr. A.W. Jongbloed*
Het Nederlandse burgerlijk procesrecht kent tal van bewijsmiddelen. Sommige zijn in de wet opgenomen (zoals het bewijs door geschrift in art. 156 e.v. Rv en het bewijs door getuigen in art. 163 e.v. Rv), maar ook niet in de wet genoemde bewijsmiddelen zijn mogelijk. Art. 151 lid 2 Rv zegt immers: `Bewijs kan worden geleverd door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt.’ Daarmee bestaat de mogelijkheid om door bloedproef, DNA of geluidsopname bewijs te kunnen
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
leveren.Vaak is duidelijk op welke wijze het bewijs geleverd zal worden en kan aan een bewijsopdracht worden voldaan: het geschrift kan worden overgelegd, de getuige heeft zich bereid verklaard op de zitting zijn visie te geven, er is een deskundige bereid gevonden een rapport op te stellen. Maar soms is onduidelijk welk bewijsmateriaal beschikbaar is of bevindt het bewijsmateriaal zich onder een derde of de wederpartij. Het zal duidelijk zijn dat in een dergelijk geval problemen kunnen ontstaan. Ook de wetgever heeft zich dat gerealiseerd. Vroeger gold art. 258 K,[1] inhoudende dat het bestaan en de inhoud van de verzekeringsovereenkomst werd bewezen door de polis. Het zou echter bijzonder vervelend zijn voor degene die een brandverzekering had afgesloten als bij de brand ook de polis in vlammen was opgegaan: hij zou met lege handen staan. Gelukkig geeft de wet een oplossing in art. 843a en 843b Rv. Kort gezegd kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Eveneens kan degene die een bewijsmiddel heeft verloren, van degene die de beschikking heeft over bescheiden die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had, of die zodanige bescheiden onder zijn berusting heeft, vorderen daarvan te zijnen behoeve op zijn kosten, voor zover nodig, inzage, afschrift, of uittreksel te verschaffen. De rechter bepaalt zo nodig de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft. Het gaat om de exhibitieplicht.In theorie gold (i) dat als een partij in een (toekomstig) geding voor het bewijs van haar stellingen geheel of gedeeltelijk afhankelijk zou zijn van materiaal (men kan hier denken aan schriftelijke stukken, maar ook aan andere informatiedragers, zoals computerschijfjes, bandrecorderopnamen) dat in het bezit was van zijn wederpartij en (ii) het vermoeden gerechtvaardigd was dat die wederpartij dat materiaal zou achterhouden dan wel zou vernietigen, overwogen kon worden daarop conservatoir beslag tot afgifte (bewijsbeslag) te leggen. De verplichting tot afgifte kon (analogisch) worden gebaseerd op art. 843a en 843b Rv en een dergelijk beslag zou gecombineerd kunnen worden met een bevel tot gerechtelijke bewaring, als bedoeld in art. 709 Rv, eventueel met een voorziening, inhoudende dat de deurwaarder de desbetreffende stukken, na daarvan kopieën gemaakt te hebben, aan de beslagene teruggeeft. Maar beide bepalingen waren tot voor enkele jaren voor veel practici een beetje uit het zicht verdwenen en zij vonden niet of nauwelijks toepassing.Dat veranderde na 2007. Juist in Intellectuele Eigendomszaken speelt het probleem dat het bewijsmateriaal kan `verdwijnen’. Op 29 april 2004 vaardigde de Europese Unie een richtlijn (2004/48/EG) uit betreffende maatregelen, procedures en rechtsmiddelen, die gebruikt zouden kunnen worden om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen.[2] Deze Richtlijn is – voor zover dat noodzakelijk was – vanaf 1 mei 2007 geïmplementeerd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de nieuwe titel 15 (art. 1019 tot en met 1019i Rv). Bij de implementatie is aansluiting gezocht bij het bestaande art. 843a Rv. In feite werd een nieuwe beslagvorm geïntroduceerd: het conservatoir beslag tot bescherming van bewijs door dat bewijsmateriaal dat zich in de macht van de wederpartij bevindt wordt opgevraagd. De (nieuwe) art. 1019 e.v. Rv regelden o.a. de voorwaarden voor het krijgen van verlof voor bewarende maatregelen. Bij het leggen van het conservatoir bewijsbeslag moest de gerechtsdeurwaarder rekening houden met o.a. een gedetailleerde beschrijving en monsterneming ter zake van vermeend inbreukmakende roerende zaken, bij de productie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en op de inbreuk betrekking hebbende documenten. Een noviteit was dat in het proces-verbaal de beschrijving kon worden vastgelegd op beeld- of geluidsmateriaal dat door de gerechtsdeurwaarder wordt gevoegd bij het proces-verbaal.Deze regeling heeft zich de afgelopen jaren in een alsmaar groeiende populariteit mogen verheugen. Wel werd steeds vaker de vraag gesteld of de regeling ook buiten het IE-gebied zou kunnen worden toegepast en een meerderheid in de literatuur meende dat mede gelet op art. 730 Rv (beslag tot afgifte) er een voldoende wettelijke grondslag bestond.[3] Anderen meenden dat de wetgever voor een expliciete grondslag moest zorgen.[4] In vorige versies van de Beslagsyllabus werd geen duidelijk standpunt ingenomen.[5]
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Verder in dit artikel:
2. De doorbraak HR 13 september 2013
3. Ruim een jaar verder