Schadevergoeding bij ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder
mr. D.H. de Witte*
In het Tijdschrift voor Huurrecht Bedrijfsruimte is een aantal malen aandacht besteed aan de positie van de verhuurder bij ontbinding van de huurovereenkomst door een tekortkoming van de huurder. Zo stond in 2007 in dit tijdschrift het artikel ‘De ontbinding van een huurovereenkomst door een tekortkoming van de huurder’[1], geschreven door mr. E.H.H. Schelhaas. In het maart/april 2014 nummer verscheen het artikel ‘De schadevergoedingsproblematiek bij ontbinding van een huurovereenkomst’[2] van mr. K.C. Haanstra en mr. A.
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Scholten.In beide artikelen komt (onder meer) de situatie aan de orde dat de huurovereenkomst voor bepaalde tijd op vordering van de verhuurder vroegtijdig wordt ontbonden en de huurder aansprakelijk wordt gehouden voor de resterende gederfde huurinkomsten. Dat zijn de huurinkomsten van de termijnen na het tijdstip van ontbinding tot het tijdstip waarop de huurovereenkomst zonder ontbinding zou zijn geëindigd. In beide artikelen wordt aangenomen dat op de verhuurder de plicht rust de schade voor de huurder te beperken door na ontbinding van de huurovereenkomst een nieuwe huurder voor de bedrijfsruimte te zoeken.Als de verhuurder er in slaagt een nieuwe huurder te vinden, lijken de schrijvers van mening te verschillen wat de gevolgen daarvan zijn. Mr. Schelhaas haalt met instemming enige jurisprudentie aan waarin de feitelijk ontvangen huur uit de nieuwe huurovereenkomst op de resterende gederfde huurinkomsten in mindering wordt gebracht. Mrs. Haanstra en Scholten betogen dat van voordeelsverrekening ex art. 6:100 BW geen sprake kan zijn. Voorts stellen zij dat rechters ten onrechte de resterende gederfde huurinkomsten na ontbinding van de huurovereenkomst ambtshalve en schattenderwijs matigen. Mrs. Haanstra en Scholten hebben geen jurisprudentie vermeld waaruit dit zou blijken. In het artikel wordt alleen het arrest van het hof Den Haag van 12 februari 2013[3] als een ‘op zijn minst opmerkelijk’ en ‘te kort door de bocht’ praktijkvoorbeeld genoemd.In dit artikel wordt het juridisch kader geschetst waarin de vordering van de verhuurder tot vergoeding van schade bij ontbinding van de huurovereenkomst ten gevolge van een toerekenbare[4] tekortkoming van de huurder wordt beoordeeld. Het door mrs. Haanstra en Scholten bekritiseerde praktijkvoorbeeld past in dat juridisch kader.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Verder in dit artikel:
2. Geval
3. Omvang schade in twee fasen vaststellen
4. De eerste fase: schade
4.1 Aftrek ontvangen huur op gederfde huurinkomsten
4.2 Rol rechter bij vaststelling schade
4.3 Verschillende situaties
4.4 Inschatting nieuwe verhuur
5. De tweede fase: vooral schade- beperkingsplicht
Slotsom