Annotatie - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 september 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6384 (GOM Schoonhouden/Bpf)

In een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kwamen de implicaties van overgang van onderneming voor de pensioendriehoek aan de orde. Het ging in het bijzonder om pensioenpremies die door de inmiddels gefailleerde vervreemder onbetaald gebleven waren. Zowel voor als na de overgang was hetzelfde verplicht gestelde bedrijfstakpensioen (‘Bpf-pensioen’) van toepassing. Interessant is dat het bedrijfstakpensioenfonds erin slaagt succesvol een beroep te doen op art. 7:663 BW en door de vervreemder onbetaald gelaten premies bij de verkrijger te verhalen. Het is revolutionair dat een derde in plaats van de werknemer succesvol een beroep kon doen op de regels van overgang van onderneming. Er is veel – begrijpelijke – kritiek op die uitspraak gekomen.2 Belangrijk aspect van die kritiek is dat Richtlijn 2001/23/EG (verder: de Richtlijn) werknemersbescherming tot uitgangspunt heeft, maar dat die hier niet direct speelde omdat deelnemers in een pensioenfonds, anders dan bij an...

Verder in dit artikel:

1. Feiten

2. Kernvragen arrest

3. Achtergrond art. 7:664 BW

4. Vraag 1: Is een Bpf-pensioen een recht of plicht voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst ex art. 7:663 BW?

5. Vraag 2: Gaat de verplichting van de vervreemder tot betaling van vóór de overgang van de onderneming onbetaald gelaten pensioenpremies over op de verkrijger?

6. Vraag 3: Heeft het Bpf op grond van art. 7:663 BW een zelfstandig vorderingsrecht jegens de verkrijger?

7. Slotsom