Het nut en de noodzaak van het vestigen van een recht van opstal bij verhuurde roerende zaken
mr. Th.S.M. Fraai en mr. T.F.M. Wijgergans
Het komt vaak voor dat een verhuurder portacabins[2] verhuurt aan een huurder ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van die huurder. De huurder van de portacabins gaat vervolgens over tot het (laten) monteren dan wel installeren van deze portacabins op grond die aan de huurder in eigendom toebehoort. Stel dat die huurder op enig moment een huurachterstand laat ontstaan, dan zou de verhuurder zich op het standpunt kunnen stellen dat de huurovereenkomst vanwege de tekortkoming in
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit die huurovereenkomst buitengerechtelijk kan worden ontbonden. Bij het einde van de huurovereenkomst is de huurder gehouden de portacabins (op basis van de huurovereenkomst dan wel het bepaalde in art. 7:224 lid 1 BW) weer aan de verhuurder ter beschikking te stellen. De verhuurder kan als eigenaar van de portacabins de eigendom daarvan dan op grond van art. 5:2 BW jo. de huurovereenkomst dan wel art. 7:224 lid 1 BW opeisen; bij het einde van de huurovereenkomst gebruikt de huurder deze portacabins immers zonder recht of titel, althans, dat zal waarschijnlijk het standpunt van de verhuurder zijn. De huurder daarentegen zal zich waarschijnlijk op het standpunt stellen dat de portacabins onroerend zijn geworden en door natrekking in eigendom aan hem zijn gaan toebehoren, zodat hij in goederenrechtelijke zin niet verplicht is die zaken terug te geven aan de verhuurder. Het zou ook kunnen dat de huurder failliet gaat, nadat hij de portacabins heeft (laten) monteren dan wel installeren op grond die in eigendom aan hem toebehoort. Ten gevolge hiervan zou de curator de huurovereenkomst op grond van art. 39 Fw kunnen opzeggen. Ook in dat geval zal de verhuurder zich op het standpunt kunnen stellen dat de huurder gehouden is de portacabins weer aan hem ter beschikking te stellen. De curator, die zoveel mogelijke opbrengst voor de boedel zal willen genereren, zal zich op natrekking willen beroepen, zodat ook de curator niet verplicht is die zaken terug te geven aan de verhuurder.Nu het de huur van roerende zaken (waarbij de portacabins door de verhuurder in gebruik worden verstrekt en de huurder een tegenprestatie dient te verrichten) betreft, is er sprake van verhuur waarop de algemene bepalingen van de art. 7:201 t/m 7:231 BW van toepassing zijn.[3] De vragen die zich hier voordoen zijn: wie trekt hier aan het kortste eind? Is de eigendom van de portacabins in handen van de verhuurder of de huurder respectievelijk diens curator? Kan de verhuurder voorkomen dat hij in dergelijke gevallen zijn eigendommen kwijt raakt met alle financiële gevolgen van dien? Zo ja, op welke wijze kan hij dat voorkomen?Voordat wordt overgegaan tot de beantwoording van de hiervoor genoemde vragen, zal worden ingegaan op het verschil tussen roerende en onroerende zaken, natrekking en/of bestanddeelvorming en de consequenties daarvan. Uiteindelijk zullen de hiervoor gestelde vragen worden beantwoord aan de hand van drie casussen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Verder in dit artikel:
1. Roerende en onroerende zaken
2. Natrekking en/of bestanddeelvorming
3. Drie casussen
4. Conclusie