Redactioneel
mr. M.J.J.M. Essers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Toen we vernamen over de ernstige ziekte van ons redactielid Bart Hessel, ontstond na het verwerken van de eerste klap al snel het idee om Bart met een speciaal ‘Hesselnummer’ te eren voor zijn inzet voor het staatssteunrecht. De auteurs die we daarvoor benaderden stemden stuk voor stuk meteen in. Er kwamen zelfs spontane verzoeken om een bijdrage te mogen leveren aan dit bijzondere nummer. De betrokkenheid van de auteurs onderstreept niet alleen de betekenis van Bart Hessel voor het rechtsgebied. De persoonlijke noten in menige bijdrage verraden ook de waardering van de auteurs, die soms jaren met Bart samenwerkten, voor Bart Hessel als persoon. Angélique van Herwijnen, Robert-Jan van Lotringen en Doortje Ninck Blok noemen Bart Hessel niet voor niets de Vader van het Nederlandse Staatssteunbewustzijn.
Zelf kwam ik in 1986 voor het eerst met Bart Hessel in contact. Hij was toen docent aan het Europa Instituut van de Universiteit Utrecht, druk bezig met zijn proefschrift. Bart en zijn mede-docenten, waaronder Kamiel Mortelmans en Kees Hellingman, wekten toen mijn interesse voor het Economisch Publiekrecht, het brede rechtsgebied waar staatssteun een onderdeel van is. Er was toen nog geen Kenniscentrum Europa Decentraal dat aan provincies, waterschappen en gemeenten voorlichting en advies geeft over staatssteun en evenmin een Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Er waren geen Nederlandse handboeken op het gebied van staatssteun en er was geen Tijdschrift voor Staatssteun. Maar Bart Hessel was er wel en hij zou aan al deze initiatieven, die in Nederland het staatssteunrecht op de kaart zetten, een belangrijke bijdrage leveren.
De inzet van Bart Hessel voor dit rechtsgebied was mede ingegeven door zijn ambitie om de decentrale overheden beter bekend te maken met het Europese recht. In 1997 schreef Bart daartoe (met Kamiel Mortelmans) het ‘Handboek van het Europese recht voor decentrale overheden’. Vanaf 1999 zette hij zich in voor de oprichting van het Kenniscentrum Europa Decentraal en in 2001 volgde het ‘Handboek Staatssteun en decentrale overheden’ (samen met Annelies Neven). Een jaar later werd het Kenniscentrum Europa Decentraal geopend. Bart steunde dit kenniscentrum van harte en was jarenlang voorzitter van haar wetenschappelijke raad. Annemiek Wissink en Ilse Jozepa openen dit nummer met een bijdrage over het ontstaan van het Kenniscentrum. We leren van hen dat het kenniscentrum in haar eerste jaren, op advies van Bart Hessel, een voorzichtige lijn volgde op grond waarvan decentrale overheden duidelijk op de risico’s van ongeoorloofde staatssteun werd gewezen en aan hen werd aangeraden om bij twijfel tot melding over te gaan.
Na deze periode, waarin de nadruk in Barts contacten met overheden lag op het doorgeven van kennis over de staatssteunregels en het waarschuwen over de risico’s bij overtreding daarvan, kwam er een tweede periode waarin hij meer de nadruk ging leggen op beleidsmatige aspecten. Het ‘juridische Europa-proof’ werd vervangen door het ‘beleidsmatig Europabewustzijn’. Bart zag (de vrijstellingen voor) staatssteun op basis van zijn brede blik als rechtsinstrument voor het realiseren van een sociaaleconomische ordening (de Europese sociale markteconomie) waarin solidariteit en duurzaamheid centraal staan.
In het voorjaar van 2014 nam Bart Hessel afscheid als hoogleraar Europees recht en decentrale overheden aan de Universiteit Utrecht. Zijn liefde voor het staatssteunrecht en zijn inzet voor een beleidsmatige benadering bleven. Bart Hessel werd in 2014 adviseur in het team van Pieter Kuypers bij AKD. In ons Tijdschrift voor Staatssteun publiceerde hij in 2016 nog een lange bijdrage over de beleidsmatige benadering van de staatssteunregels, waarbij de nadruk niet ligt op de beperkingen die uit het Europese recht voortvloeien maar op de ruimte die het Europese recht biedt om het publieke belang te dienen. Staatssteun wordt in die benadering niet noodzakelijk als een belemmering van de interne markt gezien. Het kan ook een instrument zijn om beleidsdoelstellingen te realiseren. Deze beleidsmatige benadering, waarin marktwerking en bescherming van publieke belangen centraal staan, wordt ook omarmd door de jongste generatie van wetenschappers aan het Europa Instituut, zo blijkt wel uit de bijdrage ‘Van belemmeringen naar kansen: Europees recht beleidsmatig benaderd’ van Anna Gerbrandy en Willem Janssen.
Utrecht staat in deze benadering niet alleen. Ook ‘Brussel’ beweegt zich in die richting. De noodzaak om uit oogpunt van rechtszekerheid op grote schaal staatssteunverlening te melden werd door de Europese Commissie weggenomen met vrijstellingsverordeningen. De vrijstellings-verordeningen geven decentrale overheden meer vrijheid om van de verlening van staatssteun een instrument te maken van hun sociaaleconomische beleid. Arjen Bregman gaat in zijn bijdrage over gebiedsontwikkeling onder andere in op de ruimte die de recente Mededeling betreffende het begrip ‘staatssteun’ van de Europese Commissie d.d. 19 juli 2016 biedt voor maatschappelijke overwegingen bij de verlening van steun.
Dit redactioneel begon met de verdienste van Bart als docent en met zijn brede blik waarin het staatssteunrecht in samenhang met andere gebieden van Europees recht wordt bezien. Deze brede benadering is ook waar het Tijdschrift voor Staatssteun voor kiest. Mededinging, aanbesteding, markt en overheid en openbare diensten behoren net zo goed tot haar werkgebied als staatssteun (vanaf een volgend nummer wordt daar het aanbestedingsrecht nog aan toegevoegd). Het hoeft dan ook niet te verbazen dat in dit nummer ook aandacht wordt besteed aan het vrij verkeerrecht, het aanbestedingsrecht (bijdragen van Pieter Kuypers, Anna Gerbrandy en Willem Janssen), de Dienstenrichtlijn (bijdrage van Paul Hogenhuis en Sybe de Vries), de Wet markt en overheid en het mededingingsrecht (bijdrage van de drie collega’s van Bart Hessel van een vorige generatie die aan het Europa Instituut werkzaam was: Pierette Gaasbeek, Kees Hellingman en Johan van de Gronden) toe behoren. Barts belangrijkste verdienste is echter in mijn ogen geweest dat hij zich niet heeft laten opsluiten in de ivoren toren van het Europa Instituut. Hij heeft meer dan wie ook bijgedragen aan een vertaling van het staatsteunrecht naar praktische concepten die door (decentrale) overheden konden worden toegepast bij de verlening van staatssteun.
Bart, namens je mede-redactieleden veel dank voor je inzet voor ons tijdschrift en voor wat je voor ons, de auteurs en de lezers daarvan door de jaren heen betekende. We wensen je veel sterkte in de komende periode toe. We zullen ons best doen om in dit tijdschrift jouw beleidsmatige benadering de aandacht te blijven geven die zij verdient en om jouw roep om aandacht voor de beginselen van solidariteit en duurzaamheid die ten grondslag liggen aan de sociale markteconomie bij beleidsmakers en wetgevers te laten blijven klinken.