Henk en Henk
mr. R.K. Pijpers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Het is niet mijn gewoonte om op de man te spelen, maar nu Henk en Henk in het recent weer opgelaaide debat over het wantrouwen in de samenleving zelf zo nadrukkelijk de publiciteit hebben gezocht, voel ik me minder bezwaard om beiden met naam en toenaam in dit voorwoord te noemen: Henk Breukink, commissaris bij onder meer ING Groep, en Henk Nijboer, lid van de Tweede Kamerfractie van de PvdA.
Henk Breukink gooide de knuppel in het hoenderhok met zijn op 3 oktober in het FD gepubliceerde opinieartikel ‘Het is de Tweede Kamer die het wantrouwen in de samenleving voedt’. Volgens het FD van 4 oktober zou Henk Nijboer op dat artikel hebben gereageerd met de volgende woorden: ‘Breukink begrijpt zijn eigen functie niet eens. Hij zegt: ING wordt geacht witwassen op te sporen. Nee! Ze moeten het tegenhouden. Dat niet begrijpen is erg.’ Nijboer wilde dan ook dat minister Wopke Hoekstra van Financiën Breukink op zijn artikel zou aanspreken.
Nijboer is woordvoerder financiën, wonen, ruimtelijke ordening en gaswinning. Een forse portefeuille, die hij, afgemeten aan bijvoorbeeld het aantal Kamervragen dat hij stelt1 , zeer serieus lijkt te nemen. Hij is ook een gedreven man. Volgens de site van PvdA2 staat hij – naar eigen zeggen – voor de strengste bonuswetgeving van Europa, een harde aanpak van wat hij noemt ‘sprinkhaankapitalisten’, meer werkgelegenheid en bescherming van onze verzorgingsstaat. Maar ook staat hij – wederom naar eigen zeggen – voor een harde aanpak van belastingontwijking door multinationals, investeringen in nieuwe banen, goede sociale voorzieningen en minder ongelijkheid. En alsof dat nog niet genoeg is, blijft hij – als Groninger – ook strijden voor de veiligheid, leefbaarheid en werkgelegenheid van de Groningers in het aardbevingsgebied.
Zijn innerlijke drijfveer formuleert Nijboer als volgt:
In gepolariseerde tijden wil ik verbinding en samenwerking zoeken op basis van onze progressieve idealen. Met partijgenoten, maatschappelijke organisaties en andere partijen. Voor een sterker en socialer Nederland.
Breukink hekelt in zijn opinieartikel het feit dat er in Nederland een ‘industrie’ zou zijn ontstaan van media, kabinet en in het bijzonder de Tweede Kamer, die het wantrouwen voedt jegens organisaties waar iets aan de hand is en waar de politiek vervolgens met gestrekt been in gaat. ‘Of het nu mensen zijn in de ouderenzorg, bij de sociale huisvesting, bij de politie, de accountants of de bankiers. Deze mensen voelen zichzelf beschadigd maar zien geen middelen om zich te verdedigen’.
Breukink sluit zijn artikel af met de volgende oproep:
Er ligt een grote taak voor onze volksvertegenwoordigers. Het is tijd dat de ‘club van 150’ zich gaat realiseren dat het een bredere en overbruggende rol heeft en niet moet wijzen naar anderen waar iets fout gaat. Niet alleen de toon waarmee ze elkaar te lijf gaan (zoals bij de Algemene Politieke Beschouwingen) verdient verbetering; ook de toon naar alle instituten die dit mooie land vormen.
Hoewel de oproep van Breukink mijn inziens toch echt in het verlengde ligt van de verbinding en samenwerking die Nijboer zegt na te streven, ben ik er niet gerust op dat beiden elkaar de komende tijd gaan vinden. Zo schrijft Nijboer op 31 oktober onder de kop ‘Top bedrijfsleven moet niet klagen, maar poetsen’3 :
Onvrede heerst binnen de top van het bedrijfsleven. Er wordt geklaagd, al dan niet in het openbaar, over de sfeer en de toon van het debat over het bedrijfsleven. Een enkele Commissaris vindt ronduit dat politici hun toon maar eens moeten matigen. Anderen hebben zich, wellicht naar aanleiding van de Catshuissessie met premier Rutte, voorgenomen om meer te gaan communiceren en uitleggen over het belang van het bedrijfsleven.
Maar alleen meer communiceren zal de oorzaken van de huidige maatschappelijke en politieke onvrede over multinationals niet wegnemen. Daarvoor is namelijk een inhoudelijke verandering nodig op drie grote thema’s.
De ‘drie grote thema’s’ waarop Nijboer doelt, zijn (1) het oprukkende Angelsaksische aandeelhoudersmodel, (2) het streven van bedrijven om steeds minder bij te willen dragen aan onze collectieve voorzieningen en (3) het gedrag en de cultuur aan de top. Thema’s waarover Breukink waarschijnlijk heel anders zal denken dan Nijboer. Dat alleen al maakt ‘verbinding en samenwerking’ naar mijn gevoel erg lastig.
Fundamenteler is dat beiden er helemaal geen belang bij lijken te hebben om in gezamenlijkheid naar een ‘sterker en socialer’ of ‘mooier’ Nederland te streven of om niet naar elkaar te wijzen. Zo weet Nijboer maar al te goed dat hij geen extra stemmen zal trekken als hij zijn toon matigt, terwijl Breukink er zich terdege van bewust is dat het vertrouwen in het bedrijfsleven niet terugkeert als politici maar blijven wijzen naar wat er allemaal misgaat. Breukink moet dus wel een beroep doen op de politiek om een einde te maken aan bijvoorbeeld het voortdurende bank bashing.
Extra belemmering voor een serieus, oplossingsgericht debat is de verschillende uitgangspositie van beide gesprekspartners. Nijboer heeft het voordeel van de jeugd, maar ontbeert kennis van het bedrijfsleven. Breukink daarentegen heeft zowel senioriteit als relevante bedrijfservaring, maar mist de middelen om politiek gezien een rol van betekenis te kunnen spelen.
Toch ben ik niet somber gestemd. Als Nijboer er nu voor zorgt minimaal vakbekwaam te worden4 en Breukink een wekelijkse column in het FD wordt aangeboden, komt het vast allemaal goed. Zo niet, dan dreigt het risico dat die andere Henk – van PVV-voorman Wilders – op het verkeerde been wordt gezet. Onjuiste en negatieve beeldvorming door volksvertegenwoordigers doet immers niet alleen afbreuk aan de instituties die zij zeggen te bestrijden, maar – veel erger – ook aan het vertrouwen in de democratische instituties zelf. Dit laatste lijkt mij pas echt een worst case scenario.