Zomerzotheid
mr. R.K. Pijpers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Het schrijven van een voorwoord in de zomertijd is vaak een nogal uitdagende aangelegenheid, omdat het nieuws – en zeker het financiële nieuws – in de vakantieperiode meestal weinig inspiratie biedt. Zo zijn de Kamervragen op de vingers van één hand te tellen1 en komen er vanuit de verschillende departementen weinig tot geen nieuwe beleidsvoornemens of wetsvoorstellen naar buiten. Deze zomer is dat echter anders, en niet alleen omdat de heren Trump, Xi, Draghi en Johnson het nieuws blijven domineren, maar ook omdat de financiële toezichthouders de nieuwsluwe periode deze zomer gebruiken om de aandacht nog maar eens op zich te vestigen.
Zo publiceerde de AFM op 25 juli – de dag die officieel de boeken ingaat als de warmste dag ooit – een nieuwsbericht waarin werd gemeld dat DNB en AFM een snel toenemende inzet van ‘artificiële intelligentie’ (AI) in de verzekeringssector voorzien en daarom een verkenning hebben gepresenteerd met tien aandachtspunten, waarop verdere verdieping volgens beide toezichthouders noodzakelijk is.2 Volgens het nieuwsbericht is het daarbij van belang dat AI wordt ingezet op een manier die verantwoord is en in lijn met de eisen rondom integere en beheerste bedrijfsvoering, productontwikkeling en zorgplicht.
Op diezelfde – bloedhete – dag publiceerde DNB ook het discussiedocument ‘General principles for the use of Artificial Intelligence in the financial sector’. Kernboodschap van dit document is dat een verantwoorde inzet van AI bij financiële dienstverlening volgens DNB betekent dat ondernemingen bij het ontwikkelen van toepassingen rekening moeten houden met aspecten als soliditeit, verantwoordelijkheid, eerlijkheid, ethiek, deskundigheid en transparantie. Een hele mond vol dus.
Precies een maand eerder – dus op 25 juni, een dag waarop het volgens Buienradar ‘maar’ 36,1ºC werd – publiceerde DNB een conceptbeleidsregel ‘Maatschappelijke Betamelijkheid’.3 Met deze beleidsregel wil DNB inzicht geven in de wijze waarop financiële instellingen binnen de eigen organisatie de juiste voorwaarden kunnen creëren om tot maatschappelijk betamelijk handelen te komen. In eerste instantie richt deze conceptbeleidsregel zich uitsluitend tot trustkantoren, maar in een later stadium zal een overeenkomstige beleidsregel worden geconsulteerd voor instellingen die onder de Wft vallen. Daarom worden ook andere partijen dan direct betrokkenen uitgenodigd om op de conceptbeleidsregel voor trustkantoren te reageren.
Daaropvolgend publiceerde DNB op 4 juli de al eerder geconsulteerde ‘Good practices Fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken’.4 Deze maar liefst 36 pagina’s tellende ‘guidance’ is bedoeld om banken handvatten te geven voor de beheersing van risico’s samenhangend met belastingontwijking en -ontduiking, ter waarborging van een integere en beheerste bedrijfsvoering. Belastingontwijking is niet illegaal, maar volgens DNB ‘willen’ banken desalniettemin inzicht krijgen in belastingontwijking door hun cliënten, om bij hun dienstverlening hun reputatie en het vertrouwen in de Nederlandse financiële sector te waarborgen.5
Op 14 juni publiceerden DNB en AFM ook nog een ‘Consultatie van gewijzigde beleidsregel geschiktheid’6 , op 24 juni gevolgd door een – overigens niet geconsulteerde – DNB Q&A over het onafhankelijk functioneren van de Raad van Commissarissen.7 In de eerstbedoelde consultatie wordt voorgesteld de Beleidsregel geschiktheid 2012 te actualiseren, te verduidelijken en aan te passen aan wijzigingen die voortvloeien uit nieuwe (Europese) wet- en regelgeving.8 Ook worden enkele omissies hersteld. Het standpunt van DNB over het onafhankelijk functioneren van een Raad van Commissaris beoogt onder meer te waarborgen dat in de Nederlandse financiële sector – voor zover relevant – voor alle financiële ondernemingen dezelfde criteria gelden voor het beoordelen van de formele onafhankelijkheid van de Raad van Commissarissen.
En alsof dit allemaal nog niet genoeg is, publiceerde DNB op 9 augustus de consultatie van haar Q&A ‘Klantreis zonder obstakels inzake betaalinitiatie- en rekeninginformatiediensten via derde partijen’.9 Ter toelichting op deze consultatie meldt DNB het volgende:
Artikel 32 van de onder PSD2 hangende RTS 2018/389 over sterke cliëntauthenticatie en gemeenschappelijke en veilige open communicatiestandaarden, schrijft voor dat de door rekeninghoudende betaaldienstverleners aangeboden toegang tot de betaalrekening, derde partijen in staat moet stellen op onbelemmerde en efficiënte wijze betaaldiensten aan te bieden.
In de EBA-guideline 2018/07 wordt als voorbeeld van obstakels o.a. beschreven: onnodige frictie of vertraging, het introduceren van overbodige stappen en/of het gebruik van ontmoedigend taalgebruik. Aangezien deze omschrijving ruimte voor interpretatie overlaat, wordt in deze Q&A nader geduid wat potentiële obstakels in de klantreis zijn om zo op een consistente wijze te kunnen beoordelen.
Kort gezegd gaat het hier dus om een nadere duiding door middel van een Q&A van DNB van een richtsnoer van de EBA ter uitwerking van een op een richtlijn (de PSD2) gebaseerde gedelegeerde verordening van de Europese Commissie. En dat alles omdat de EBA-guideline volgens DNB ‘ruimte voor interpretatie overlaat’.
Grootste gemene deler van al deze documenten is natuurlijk niet het publicatiemoment, maar de nog immer verdergaande invulling van open normen op nationaal niveau. Daar waar op mondiaal en Europees niveau hard wordt gewerkt aan harmonisatie van regelgeving en consistentie van toezicht, blijven DNB en AFM hun eigen koers bepalen. Daarnaast begeven zij zich op terreinen waarop zij geen taken of bevoegdheden hebben. Een treffend voorbeeld hiervan zijn de inspanningen die DNB zich al geruime tijd getroost om het financiële systeem te vergroenen. Hoe waardevol ook, het is niet aan toezichthouders om de inspanningen van de financiële sector te vergroten om de klimaatdoelen van Parijs te halen, bijvoorbeeld door het mobiliseren van kapitaal voor groene en CO2-arme investeringen.10 Evenzeer is het niet de taak van de toezichthouders om – zoals de AFM dat noemt – bij te dragen aan duurzaam financieel welzijn in Nederland.11 Die call is aan de instellingen zelf, uiteraard met inachtneming van geldende wet- en regelgeving.
De zomer van 2019 zal vermoedelijk niet alleen de boeken ingaan als de warmste en zonnigste ooit, maar ook als de zomer waarin DNB en AFM wederom nadrukkelijk van zich hebben laten horen, ook op terreinen waar zij geen taken of bevoegdheden hebben. Het zou beter zijn als zij hun inspanningen zouden richten op proportionaliteit van regelgeving en toezicht en op het bewaken van het level playing field in Europa.