De mededingingsrechtelijke houdbaarheid van de verplichtstelling en de nieuwe pensioencontracten - Deel I: relevante verschillen tussen verplichte deelneming in bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenregelingen voor het mededingingsrecht en toetsing aan het kartelverbod
mr. M.J.C.M. van der Poel
De verplichte deelneming in bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenregelingen dient een sociaal doel en heeft tezamen met de AOW gezorgd voor een groot aantal werkenden met toereikend inkomen vanaf de pensioendatum. Het pensioenstelsel wordt opgefrist met twee nieuwe pensioencontracten die beter aansluiten bij de tijdgeest, mits er voldoende zekerheid is dat de verplichtstelling mededingingsrechtelijk houdbaar blijft. In deel I van deze publicatie worden de verschillen tussen de verplichtstellingen voor bedrijfstakpensioenfondsen en uitvoerders van beroepspensioenregelingen die relevant zijn voor
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de toets aan het mededingingsrecht besproken in de delen I en II. In deel I wordt voorts getoetst aan het kartelverbod. De collectieve overeenkomsten die ten grondslag liggen aan de Bpf-verplichtstelling vallen naar aard en doel buiten de reikwijdte van het kartelverbod. De besluiten van beroepspensioenverenigingen die ten grondslag liggen aan de verplichte deelneming moeten wél worden getoetst aan het kartelverbod. Doordat de kosten van de pensioenregeling nauwelijks effect hebben op de totale prijsstructuur van zelfstandige beroepsgenoten wordt de mededinging echter niet merkbaar beperkt en is geen sprake van strijd met het kartelverbod. De introductie van de nieuwe pensioencontracten en het bijbehorende fiscale kader zal op zichzelf hierin geen wijziging brengen. Monitoring op effect ten aanzien van de totaalprijs wordt wel aanbevolen. In deel II van deze publicatie zal worden getoetst of uitvoering van de nieuwe pensioencontracten kan leiden tot strijd met het verbod op misbruik van machtspositie en/of het vervallen van de mededingingsrechtelijke rechtvaardiging voor de monopoliepositie van verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen en uitvoerders van verplichte beroepspensioenregelingen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Verder in dit artikel:
1. Inleiding
2. Achtergrond vraagstelling: introductie nieuwe pensioencontracten en houdbaarheid verplichtstelling
2.1. De nieuwe pensioencontracten en de potentiële afname van solidariteit
2.2. De houdbaarheid van de verplichtstelling, óók voor beroepspensioenregelingen
3. Werking verplichtstelling en verschillen tussen verplichte deelneming fonds of regeling
3.1. De Bpf-verplichtstelling voor werknemers en zelfstandigen: uitvoering door één bedrijfstakpensioenfonds
3.2. De Wvb-verplichtstelling voor beroepsgenoten: beroepsvereniging kiest één pensioenuitvoerder
3.3. Consequenties verplichte deelneming: dubbele verplichtstelling
4. Het sociale doel van de verplichtstelling versus beperking van de vrije marktwerking
4.1. Beperking van de vrije marktwerking: overeenkomsten en verschillen tussen de verplichtstellingen
4.2. Voorrang van het EU-mededingingsrecht en de verplichtstelling
5. Het kartelverbod
5.1. Collectieve overeenkomst tussen sociale partners betreffende pensioen: buiten reikwijdte kartelverbod
5.2. Verplichtstellingsbesluit Minister niet in strijd met nuttig effectregel
5.3. Besluit beroepspensioenvereniging betreffende pensioen valt onder kartelverbod, maar geen merkbare beperking
6. Conclusie