15 jaar Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht: opvallende zaken en een korte vooruitblik
mr. dr. C.J.A. van Geffen1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Begin 2006 verscheen het eerste nummer van het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht en dit derde lustrum was voor de redactie reden om rond de jaarwisseling 2020/2021 stil te staan bij de ontwikkeling van dit tijdschrift. Daarbij zijn enkele opvallende zaken waarneembaar, waarvan ik hieronder kort een aantal wil schetsen.
In het voorwoord uit het eerste nummer van TvJ, geschreven door de eerste hoofdredacteur Peter van der Zanden, werd benadrukt dat 2006 een heel ander jaar was dan voorgaande jaren vanwege de invoering van IFRS (per 2005) voor beursfondsen en daarmee gepaard gaande invloed van Angelsaksische verslaggevingsvoorschriften en wetgevingstechniek. Dit werd, mijns inziens op dat moment terecht, in dit voorwoord omschreven als een cultuurverandering waarbij de hoop werd uitgesproken dat dit (toen) “nieuwe tijdschrift een platform voor juristen, accountants, controllers en andere geïnteresseerden [kan] vormen om geïnformeerd te worden over de ontwikkelingen en tot uitwisseling van gedachten en visies te komen”.
Ik ben ervan overtuigd dat dit laatste inderdaad is uitgekomen. Het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht heeft zijn plaats verdiend. De redactie is van mening dat TvJ de oorspronkelijke verwachtingen heeft ingelost en in een duidelijke behoefte voorziet. Het biedt een breed scala aan auteurs de gelegenheid informatie te verstrekken, visies te delen of anderszins nader in te gaan op specifieke zaken rondom de jaarrekening. Het heeft in die zin een zekere brugfunctie gekregen tussen enerzijds het brede ‘ondernemingsrecht’ en anderzijds het vakgebied rond ‘accountancy’ en ‘externe verslaggeving’. Ook bij opleidingen en in de wetenschap, zo weet ik mede uit persoonlijke ervaringen, zijn diverse bijdragen in dit tijdschrift bepaald niet onopgemerkt gebleven. Ook de jurisprudentiebesprekingen en -overzichten worden veel geraadpleegd. In de overzichten van civielrechtelijke jurisprudentie valt de onverminderde aandacht op voor wat ik gemakshalve noem het niet of niet tijdig deponeren van de jaarrekening. Enerzijds de art. 2:248 BW-jurisprudentie rondom BV-faillissementen en bestuurdersaansprakelijkheid, anderzijds de art. 2:403 BW-jurisprudentie rondom de deponeringsvrijstelling van de groepsmaatschappij en de bijbehorende moederaansprakelijkheid. In dat kader is weliswaar sprake van veel casuïstiek, maar is geen opzienbarende ontwikkeling geweest. Bij het publieke AFM-toezicht op accountants is dat heel anders; daarover hieronder meer.
Opvallend genoeg zijn de onderwerpen die verder in het eerste nummer van TvJ aan de orde kwamen anno 2020 nog steeds actueel. Die onderwerpen waren: i) “interpretatieproblemen in het jaarrekeningenrecht” (auteurs: P.M. van der Zanden en T. van Wijngaarden), ii) “vaststelling van de jaarrekening en andere formele aspecten [..]” (auteur: C.J.A. van Geffen), iii) “Jaarrekeningplicht en insolventie” (auteur: A.G. de Neve) en iv) een bijdrage aan de overzichtelijke en veel gelezen rubriek “actualiteiten” (hoofdauteur: P.N. Ploeger).
In deze aflevering van TvJ ter gelegenheid van het vijftienjarig jubileum van het tijdschrift is door redactiesecretaris Lars in ’t Veld een fraai overzicht opgenomen van meest geraadpleegde artikelen. In dat kader heeft de redactie aan enkele auteurs van deze ‘greatest hits’ verzocht nogmaals in te gaan op de door hen behandelde en veel gelezen materie. Tot mijn grote genoegen staan in dit nummer van TvJ de (vervolg)artikelen van Christian Huiskes inzake ‘403’ en Nelleke Krol inzake ‘consolidatie’. Laatstgenoemde auteur (tevens redacteur) doet in haar artikel recht aan het karakter van TvJ met een aantal zeer actuele (praktijk)vragen rond de NOW-regeling.
De huidige discussie rond de NOW-regeling (en controle daarvan) en de impact van COVID-19 zegt alles over 2020. TvJ heeft in het voorjaar van 2020 een bijzondere aflevering, een ‘corona-special’, gepubliceerd die erg goed werd ontvangen. Zo’n themanummer sluit ook mooi aan bij het doel van dit tijdschrift, omdat het auteurs de gelegenheid geeft om in te gaan op de diverse aspecten van een actueel onderwerp. Dus niet alleen het formele en materiële jaarrekeningenrecht, maar ook de daaraan gerelateerde juridische en/of accountancy-technische aspectenkomen aan bod. Dat is nu net iets waar TvJ een uitermate geschikt medium voor is.
In het eerste nummer van TvJ werd verwacht dat de invoering van IFRS en het AFM-toezicht op financiële verslaggeving aanleiding zou zijn voor veel juridische ontwikkelingen en jurisprudentie. Dat laatste is niet uitgekomen: het AFM-toezicht op verslaggeving heeft slechts eenmaal een jaarrekeningprocedure bij de OK tot gevolg gehad. De uitkomst van dit eerste en tot op heden enige verzoek van de AFM tot herziening van een jaarrekening van een toenmalig beursfonds (dat toen o.a. een formule 1-team sponsorde) bij de OK en HR is bekend. De verwachting dat de AFM de rol van Pieter Lakeman en zijn SOBI zou overnemen als het gaat om jaarrekeningprocedures is bepaald niet uitgekomen. En SOBI heeft inmiddels haar aandacht verlegd naar de bancaire sector, daar weten sommige (voormalige) bankbestuurders inmiddels alles van. Het AFM-toezicht op verslaggeving is voor de buitenwereld dus niet waarneembaar, hooguit verschijnt er jaarlijks een algemene AFM-rapportage met onverifieerbare bevindingen of een aankondiging van aandachtspunten.
Hoe anders is het gegaan met de accountancysector. De afgelopen 15 jaar zijn daar heel veel ontwikkelingen geweest. Opvallend genoeg heeft de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) onlangs haar 125-jarig jubileum gevierd en vermoedelijk zijn de vorige 110 jaar wat rustiger geweest. Mede naar aanleiding van zogenoemde boekhoudschandalen hebben de accountantskantoren heel wat op zich af zien komen. Het gaat te ver daar nader op in te gaan, maar (nieuwe) begrippen als Wta/Bta, OOB, CTA/kwartiermakers en Accountantskamer/CBb spreken vermoedelijk voor zich. Ook de nasleep van in Nederland veelbesproken zaken bij (voormalige) beursfondsen en bij andere organisaties (zoals Vestia), en de te verwachten nasleep van met veel publiciteit gepaard gaan boekhoudschandalen in het buitenland (zoals Wirecard) zullen vermoedelijk weer leiden tot een aanscherping van wet- en regelgeving voor de accountancy. In wat ik hier gemakshalve maar even noem het ‘accountancyrecht’ staat nog veel te gebeuren. Alle reden ook om daar in TvJ de komende tijd veel aandacht aan te besteden. Hierover zal u op korte termijn nader worden geïnformeerd.
Nog even terugkomend op IFRS. De verwachting bij het eerste nummer van TvJ in 2006 dat de internationalisering van verslaggeving veel gevolgen zou hebben voor de Nederlandse praktijk is slechts ten dele uitgekomen. Uiteraard moeten beursfondsen omgaan met IFRS-ontwikkelingen, zoals recentelijk IFRS 15 (omzetverantwoording), IFRS 16 (leases) en IFRS 17 (verzekeringscontracten). Deze standaarden kunnen voor beursfondsen een flinke impact hebben. Maar dergelijke (nieuwe) IFRS werken slechts summier door in de Nederlandse verslaggevingspraktijk: het vrijwillig toepassen van IFRS heeft in ons land geen grote vlucht genomen, niet verwonderlijk gelet op de complexiteit van de internationale standaarden en de kosten-baten afweging die doorgaans aan de keuze voor vrijwillige toepassing van IFRS voorafgaat. De meeste BV’s passen ‘gewoon’ de regels van Titel 9 Boek 2 BW en de daarmee samenhangende RJ-richtlijnen toe. De IASB heeft de RJ en andere nationale standard-setters niet overbodig gemaakt. Integendeel, voornoemde recente IFRS-standaarden zijn niet volledig doorgevoerd in de RJ-richtlijnen, omdat deze volgens de RJ niet passend zijn voor de vele niet-beursgenoteerde BV’s en overige ‘verslaggevende’ entiteiten in Nederland. Dergelijke IFRS worden door de IASB niet ontwikkeld met het oog op kleine, middelgrote of grote ondernemingen zonder notering aan de kapitaalmarkt. De nationale wet- en regelgeving rondom verslaggeving blijft daarom onverminderd actueel.
Een ander internationale ontwikkeling inzake verslaggeving zal echter, zo is het afgelopen jaar duidelijk geworden, binnenkort in een stroomversnelling raken. Dit betreft de rapportages ten aanzien van niet-financiële informatie, duurzaamheidsinformatie, klimaat gerelateerde informatie etc. Onder stevige (politiek) druk, zeker ook vanuit de Europese Unie, staat er op korte termijn veel te gebeuren. In het verleden was Nederland, via de SER en sommige ministeries, een voorloper op dit terrein van ‘maatschappelijke verslaggeving’. Inmiddels lijken we hier in de polder links en rechts internationaal te zijn ingehaald. Het meest aansprekende voorbeeld is wellicht de recente consultatie van de IFRS Foundation, waarvan de reactietermijn afliep op 31 december 2020, maar vóór de kerstdagen al uit de massale reacties viel af te leiden dat een meerderheid meent dat de voorgestelde oprichting van een nieuwe International Sustainability Standards Board (ISSB) - naast de IASB - een uitstekend idee is dat snelle actie en politieke steun verdient. Aan de ontwikkelingen op dit terrein zullen wij in TvJ de komende tijd ook ruim aandacht besteden. Op naar de volgende 15 jaar!