Compliance, Ethics & Sustainability Voorheen tijdschrift voor Compliance 2006 nr. 5

Melding van privé-effectentransacties

mr. D.H. Cross

De verplichting tot het melden door bestuurders van, en andere nauw betrokkenen bij, ter beurze genoteerde ondernemingen (hierna aangeduid als ‘uitgevende instelling’) van door hen in privé verrichte transacties in aandelen, uitgegeven door de eigen instelling, aan de AFM, en de publicatie van deze transacties, stuitte tot betrekkelijk kort geleden op verzet, als zijnde een ongewenste aantasting van de privacy van betrokkenen. Dit gold overigens ook ten aanzien van de introductie in 1992 van de

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

op eenieder van toepassing zijnde verplichting tot het melden van bepaalde transacties in aandelen van ter beurze genoteerde ondernemingen aan de toezichthouder, toen nog de STE. Wanneer door een dergelijke transactie een bepaalde drempelwaarde wordt over- of onderschreden, dan moet dit aan de toezichthouder worden gemeld, waarna openbaarmaking volgt. Hiermee kwam een eind aan de mogelijkheid in stilte onbeperkt ter beurze aandelen in een uitgevende instelling te kopen.1 In 1999 is als gevolg van een aanpassing van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 het melden van privé-effectentransacties door bestuurders, commissarissen en enkele andere categorieën personen een wettelijke verplichting geworden2 en zijn nadien over het privacyaspect van deze meldingen nog maar weinig kritische geluiden te horen.3 Met de invoering van de Wet marktmisbruik, per 1 oktober 20054, is de meldingsplicht op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 aangepast.5 Daarnaast is er sinds 2002, op grond van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 19966, een meldingsplicht voor transacties verricht door bestuurders en commissarissen van uitgevende instellingen. In de per 1 oktober 2006 in werking getreden Wmz 2006 (zie hierna) zal deze meldingsplicht voor bestuurders en commissarissen blijven bestaan. De meldingsplichten op grond van de Wte 1995 en de Wmz 1996 c.q. Wmz 2006 overlappen elkaar voor een deel. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel van de meldingsplicht van privé-effectentransacties en de daarop volgende publicatie is gelegen in het voorkomen van gebruik van voorwetenschap, transparantie en het informeren van de markt. Wat het argument van transparantie/ informeren van de markt betreft is de redenering dat transacties verricht door bestuurders etc. kunnen worden aangemerkt als voor beleggers belangrijke informatie.7 Het feit dat er op grond van twee verschillende wetten gemeld moet worden stuit niet zelden op verwarring en onbegrip bij meldingsplichtigen. Gelet ook op de doelstelling van beide regelingen zou het wenselijk zijn geweest dat deze waren samengevoegd.8 In de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel marktmisbruik wordt erop gewezen dat de huidige meldingsregeling, dat wil zeggen op grond van artikel 46b (oud), van belang is gebleken voor de handhaving van het verbod op het gebruikmaken van voorwetenschap, zowel in het geval melding wel als niet heeft plaatsgevonden. In het geval wel is gemeld, geven de ontvangen meldingen de AFM soms aanleiding tot het instellen van een onderzoek naar overtreding van het transactieverbod. Als niet is gemeld dan worden de betrokkenen door de AFM aangeschreven met het verzoek tot opheldering of het alsnog melden van de transactie. Bij een te late melding wordt bezien of een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Daarnaast wordt erop gewezen dat als in het kader van een onderzoek naar een mogelijke voorwetenschapzaak blijkt dat er niet is gemeld, dat een belangrijke overweging kan zijn om die zaak over te dragen aan het OM.9 Het in privé verrichten van transacties in effecten door bestuurders is publicitair uiterst gevoelig, zo blijkt ook weer uit twee recente ‘affaires’, die betrekking hadden op (vermeend) handelen door een bestuurder van een bank in strijd met de interne regelgeving betreffende het verrichten van privé-effectentransacties. Ofschoon het in deze gevallen niet ging om overtreding van de verplichting tot melding aan de AFM zijn deze kwesties wel illustratief voor de publiciteitsgevoeligheid van het privéhandelen door bestuurders. Medio augustus 2006 werd in de pers uitvoerig bericht over beschuldigingen aan het adres van een bestuurder van een bank over het verrichten van privé-effectentransacties, die in strijd zouden zijn met de interne regelgeving van de bank. Deze beschuldigingen werden geuit door een tweetal medewerkers van de bank in de context van een ontslagprocedure, maar zijn door de werkgever/bank met kracht bestreden.10 Het handelen in strijd met de regels kan ook leiden tot consequenties die verder gaan dan schadelijke publiciteit (voor zowel de betrokkene als de instelling waar hij/zij aan is verbonden) alleen: zo werd eind augustus 2006 de bedrijfstak opgeschrikt door het bericht dat de bestuursvoorzitter van Kempen & Co door de Nederlandsche Bank en de AFM tot terugtreden was gedwongen vanwege het overtreden van interne gedragsregels ter zake van het verrichten van privé-effectentransacties.11 In de toelichting die door Kempen & Co in een persbericht werd gegeven wordt verklaard dat betrokkene, die de overtredingen uit eigen beweging aan de raad van commissarissen had gemeld, zichzelf op generlei wijze heeft bevoordeeld noch anderen benadeeld en dat er geen sprake is van handel met voorkennis dan wel belangenverstrengeling. Toegelicht wordt dat indien voorafgaande toestemming was gevraagd voor de transacties, deze door de compliance officer van de bank zou zijn gegeven. Dit laat onverlet dat de toezichthouders in het negeren van de interne voorschriften kennelijk voldoende redenen hebben gezien om zich op het standpunt te stellen dat betrokkene niet in zijn functie van bestuurder kan worden gehandhaafd, ook al dacht de raad van commissarissen van de instelling daar anders over. Naar mag worden aangenomen heeft deze kwestie de ‘awareness’ van bestuurders, voorzover nodig, vergroot en zal voor alle zekerheid bij menig compliance officer zijn nagevraagd of de eigen interne regelgeving up-to-date is en het toezicht op de naleving daarvan adequaat. In de beide hiervoor genoemde gevallen ging het om een bestuurder van een bank, waarvoor strenge regels gelden, in acht te nemen bij het verrichten van privé-transacties. Dat betreft in het bijzonder de verplichting voor effecteninstellingen en financiële marktpartijen een reglement in te voeren waarin een gedragscode privé-beleggingstransacties is neergelegd.12 Ook in de zogenaamde McGregor-zaak13, waar de Rechtbank Amsterdam in mei 2006 uitspraak in deed, was er sprake van het niet melden van aandelentransacties, waardoor de rechtbank bewezen achtte dat artikel 46b Wte (oud) 1995 was overtreden. In dit geval was door twee leden van de directie, waaronder de voorzitter, en de voorzitter van de raad van commissarissen, een bepaalde constructie met een commanditaire vennootschap opgezet om de meldingsplicht voor wat betreft aandelentransacties als gevolg van de uitoefening van een claw-back te ontgaan. Daarnaast beoogde men in eigen aandelen te handelen ter bevordering van de liquiditeit van het fonds op de beurs, ter ondersteuning van de koers en ter verhoging van de waarde van de aandelen, zonder deze transacties te melden. Door het verrichten van transacties in de ‘eigen’ instelling wordt het risico gelopen van een (verdenking van) overtreding van de regels. Dat betreft niet alleen de regels in acht te nemen ten aanzien van de melding van de transacties, maar ook die welke betrekking hebben op het verbod van gebruik van voorwetenschap en het verbod van marktmanipulatie. 14 Wie dit risico niet wil lopen zou kunnen besluiten om in het geheel geen transacties te verrichten in de ‘eigen’ effecten.15 Denkbaar is ook dat een uitgevende instelling, die beducht is voor mogelijke negatieve publiciteit in het geval de regels worden overtreden, de aan haar verbonden bestuurders, commissarissen etc. verbiedt deze transacties te verrichten, tenzij dit gebeurt in het kader van een optieprogramma, waaraan strikte voorwaarden ten aanzien van tijdstip en wijze van uitoefening van de opties zijn verbonden. Hierbij wordt aangetekend dat in het geval van beleggingsinstellingen de deelnemers/aandeelhouders het doorgaans wenselijk vinden, en soms als voorwaarde stellen, dat de beheerder c.q. fondsmanager in privé belegt in de eigen instelling, waardoor deze een belang heeft dat parallel loopt met dat van de beleggers in de beleggingsinstelling. In de Code Tabaksblat wordt ook aandacht besteed aan het bezit van en transacties in effecten uitgegeven door de eigen instelling. In de code wordt o.a. bepaald dat het aandelenbezit van een bestuurder respectievelijk commissaris in de vennootschap ter belegging op de lange termijn is.16 In het commentaar op enkele specifieke bepalingen van de code merkt de commissie, naar aanleiding van geuite bezwaren tegen de voorgestelde restricties in de beleggingsmogelijkheden van bestuurders en commissarissen, het volgende op: ‘Hoewel de commissie nog steeds van mening is dat het vanuit het oogpunt van het voorkomen van “de schijn tegen” beter is om als bestuurder of commissaris niet actief in effecten te handelen, lijkt een restrictieve bepaling hieromtrent niet zinvol, zeker als er geen behoefte aan extra regulering bestaat.’ In deze bijdrage wordt ingegaan op de wettelijke voorschriften voor het melden van privétransacties in effecten in de eigen instelling en een aantal voor de praktijk van belang zijnde aspecten daarvan.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. D.H. Cross
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvCo/3017

Verder in 2006 nr.5

 Uit de compliancepraktijk; HARD, HARDER, HARDST en eieren voor je geld

In het FD van 5 september las ik een zeer lezenswaardige bijdrage van Jaap ten Wolde met als titel ‘Toezichthouder ondermijnt het systeem’. Stelling is dat een toezichthouder in principe buiten ...

 Integriteit en verzekeraars (1): de integere bedrijfsvoering

Dit artikel vormt het eerste artikel in een reeks over integriteit en verzekeraars en handelt over de integere bedrijfsvoering. Daarbij komen ook vragen centraal te staan als: ‘wat is integritei...

 Compliance is een ‘modewoord’

Het is opvallend dat het woord compliance steeds vaker voorkomt in de pers, in de vakliteratuur en in de werkomgeving. Wat eveneens opvalt, is dat de betekenis en het gebruik daarv...

 Melding van privé-effectentransacties

De verplichting tot het melden door bestuurders van, en andere nauw betrokkenen bij, ter beurze genoteerde ondernemingen (hierna aangeduid als ‘uitgevende instelling’) van door hen in...

 De rol van de compliancefunctie in het uitbestedingproces

In een eerdere publicatie in dit tijdschrift – geschreven vanuit een toezichthouderperspectief – is het fenomeen uitbesteding van activiteiten en de relevante complianceregels die daarmee samenh...

 Pre- en in-employment screening; De financiële branche voert een standaard in

Recentelijk kopten de kranten: ‘schulden op de werkvloer vaker een probleem’, ‘ondernemers zijn het liefst rechter in eigen zaak’ en ‘u moet gewoon van de kassa afblijven!’1. Dit zijn slechts en...