Van Driel c.s. / ABN AMRO
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann
De heer Van Driel zou zijn huisartsenpraktijk per 1 augustus
2000 overdragen. In juli 2000 had de heer Van Driel
zijn financiële situatie met zijn accountmanager bij de ABN
AMRO, De Klerk, besproken. Van Driel c.s. had de
verwachting dat na de verkoop van de praktijk nog een
schuld zou resteren. Tijdens de bespreking bracht Van Driel
c.s. naar voren dat in september 2000 een lijfrentekapitaal
vrij zou komen. De Klerk had geadviseerd om de lijfrente
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
niet aan te wenden om een deel van de schuld af te lossen,
maar te investeren in een ‘Lijfrente Beleggingspolis’ bij ABN
AMRO. Van Driel c.s. heeft op 28 september 2000 het
aanvraagformulier voor de beleggingspolis ondertekend. Een
dag daarvoor had een bespreking plaatsgevonden met de
heer De Klerk en Van de Meeberg van de ABN AMRO
waarbij tevens de heer Van den Anker, de adviseur van Van
Driel c.s., aanwezig was. De koopsom van de beleggingspolis
werd voor 80% belegd in een aandelenfonds, te weten het
ABN AMRO Global Fund. ABN AMRO heeft de periodieke
uitkeringen in 2002 tweemaal verlaagd. Van Driel c.s.
vorderde schadevergoeding. Door een daling van de koers
van de beleggingsfondsen die voor Van Driel c.s. waren
aangekocht, met name het ABN AMRO Global Fund, was
de waarde van het vermogen aanzienlijk gedaald. Van Driel
c.s. was hierdoor in de financiële problemen gekomen,
waardoor Van Driel een functie als verpleeghuisarts had
moeten aanvaarden om het inkomen aan te vullen. Van
Driel c.s. verweet ABN AMRO dat zij bij de advisering over
de beleggingspolis en bij het inrichten van deze polis in
strijd had gehandeld met de op haar rustende contractuele
en wettelijke zorgplicht. Van Driel c.s. verweet ABN
AMRO in strijd met hun uitdrukkelijke wens en zonder
verder overleg hierover voor een belegging van 80% in een
aandelenfonds te hebben gekozen. Volgens Van Driel c.s.
had De Klerk niet nagegaan waarom zij geen aandelenbelegging
wensten, noch had hij geverifieerd of Van Driel c.s.
daadwerkelijk hadden begrepen dat zij de facto toch een
investering zouden verkrijgen waarop aandelenrisico zou
worden gelopen. Voorts wees Van Driel erop dat in de
offerte niet beschreven was dat het Global Fund een aandelenfonds
was. Volgens ABN AMRO was in de tweede
bespreking de offerte globaal besproken en bovendien besproken
dat het een beleggingsproduct betrof waaruit fluctuerende
uitkeringen konden voortvloeien. Daarnaast waren
de offerte en de productleeswijzer bij Van Driel c.s. achtergelaten.
De Klerk had voorts de verwachting dat Van den
Anker Van Driel c.s. verder zou begeleiden. ABN AMRO
had Van den Anker ook een bemiddelingsprovisie betaald.
Overigens bleek uit het bij de offerte behorende beleggingsprofiel
dat offensief belegd zou worden. De rechtbank was
van oordeel dat uit getuigenverklaringen kon worden afgeleid
dat Van Driel c.s. nadrukkelijk had gezegd geen aandelen
te wensen. Dit leidde tot gevolg dat ABN AMRO, nu zij
offerte had uitgebracht die inhield dat voor 80% in een
aandelenfonds zou worden belegd, bijzonder goed diende
uit te leggen wat de belegging inhield en in hoeverre die
verschilde of overeenkwam met een belegging in aandelen.
Doordat de betrokken medewerkers van ABN AMRO
onvoldoende uitleg hadden gegeven over de risico’s die Van
Driel c.s. zou lopen bij het afsluiten van de beleggingspolis,
gezien tegen de achtergrond van de uitdrukkelijk geuite
wens van Van Driel c.s. om niet in aandelen te beleggen,
hadden zij hun zorgplicht geschonden. ABN AMRO was als
werkgever aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
Ten aanzien van de verweren van ABN AMRO oordeelde
de rechtbank onder andere dat uit de offerte Van Driel c.s.
niet had kunnen begrijpen dat Van Driel c.s. voor eigen
rekening en risico in een aandelenfonds zou gaan beleggen.
Uit de offerte kon zonder nadere uitleg onvoldoende worden
afgeleid welke risico’s aan de beleggingspolis waren
verbonden. ABN AMRO had zich er verder op beroepen dat
De Klerk verwachtte dat Van den Anker Van Driel c.s. zou
begeleiden. Echter, de rechtbank oordeelde dat het feit dat
Van Driel c.s. zich liet bijstaan niet afdeed aan de uitleg die
van de ABN AMRO zelf mocht worden verwacht. Dit zou
slechts anders zijn als ABN AMRO met Van den Anker zou
hebben afgesproken dat hij die uitleg zou geven, of als zij
zich achteraf ervan zou hebben vergewist dat hij de benodigde
uitleg had gegeven. Uit het feit dat ABN AMRO een
bemiddelingsprovisie had betaald aan Van den Anker kon
niets worden afgeleid over de voorlichting die Van den
Anker aan Van Driel c.s. had gegeven over de offerte van
ABN AMRO. Overigens meende de rechtbank dat aan de
enkele vermelding in het bij de offerte behorende beleggingsprofiel
dat offensief belegd zou worden, geen betekenis
kon worden gehecht zonder dat een behoorlijke uitleg werd
gegeven van de verschillende meer offensieve of defensieve
mogelijkheden om te beleggen. Daarnaast verweet Van
Driel c.s. ABN AMRO dat zij niet had geadviseerd het risico
in de beleggingspolis omlaag te brengen toen de risico’s van
de investering in het ABN AMRO Global Fund zich
openbaarden. ABN AMRO had tot haar verweer aangevoerd
dat Van Diest had geadviseerd het beleggingsbeleid
niet aan te passen en daarbij had gehandeld zoals van een
redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur verwacht
mocht worden. De rechtbank oordeelde dat het Van Diest
duidelijk moet zijn geweest dat Van Driel c.s. zich zorgen
maakte over het beleggingsrisico. De rechtsbank meende dat
zonder een uitleg van de goede en kwade kansen van een
handhaving van de beleggingsstrategie, een redelijk bekwaam
en redelijk handelend adviseur dit advies niet had
mogen geven. ABN AMRO was als werkgever hiervoor
(tevens) aansprakelijk. Ten aanzien van de geleden schade
oordeelde de rechtbank dat Van Driel c.s. ABN AMRO
verweet hem een te riskante polis te hebben geadviseerd en
dat dit verwijt gegrond was. Volgens de rechtbank was het
voldoende aannemelijk dat de schade in causaal verband
stond met de onjuiste advisering. Uit het geheel van wat de
getuigen hadden verklaard kwam immers naar voren dat
Van Driel c.s. zelf niet wist wat te doen en afging op het
advies van de medewerkers van ABN AMRO. Daaruit
volgde dat de geleden schade in zodanig verband stond met
de onjuiste adviezen van ABN AMRO, dat die schade haar
kon worden toegerekend. De rechtbank veroordeelde ABN
AMRO om aan Van Driel c.s. schadevergoeding te betalen
en in de kosten van de procedure. De rechtbank verklaarde
het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, en wees het
meer of anders gevorderde af.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.