Tijdschrift voor Financieel Recht 2007 nr. 11/12

A / Delta Lloyd

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann

In 1997 was tussen A en Delta Lloyd een kredietovereenkomst tot stand gekomen ter financiering van een door A te kopen woonhuis. Delta Lloyd had A voorts geadviseerd de vrijgekomen overwaarde op zijn vorige woning te gaan beleggen. Dit advies werd door A met succes opgevolgd. De woning die A in 1997 had aangeschaft heeft hij vervolgens in 2000 weer verkocht. De bij deze verkoop gerealiseerde winst werd in het kader van vermogensbeheer ondergebracht bij Delta

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

Lloyd. Afgesproken werd dat de hypotheeklening werd omgezet in een effectenkrediet, waarvan de debetstand ruim € 400 000 bedroeg. A zou elk kwartaal € 3500 storten om een deel van de debetrente te betalen. Het andere deel zou worden gefinancierd uit de couponopbrengsten van de obligaties in A’s portefeuille. Bij brief had Delta Lloyd A bericht dat de door A opgenomen bedragen de dekkingswaarde van de bij Delta Lloyd aangehouden creditsaldi en/of in bewaring gegeven effecten niet mochten overschrijden en dat de maximaal op te nemen hoofdsom van de lening € 425 000 bedroeg. A heeft enkel in het eerste kwartaal voldaan aan de afspraak € 3500 over te maken naar zijn rekening. Vervolgens was een aantal maal een dekkingstekort ontstaan, waarna Delta Lloyd A herhaaldelijk de gelegenheid had geboden deze tekorten aan te zuiveren. Delta Lloyd heeft uiteindelijk het dekkingstekort aangezuiverd door effecten uit de portefeuille te verkopen. In de jaren 2000 tot en met 2003 was 70% tot 100% van het vermogen van A in aandelen belegd en heeft A in die periode een aanzienlijk verlies geleden. A heeft Delta Lloyd aansprakelijk gesteld voor deze schade. Volgens A had Delta Lloyd verzuimd een correct cliëntenprofiel op te stellen en had Delta Lloyd een daarmee strijdig beleggingsbeleid gevoerd. Volgens de rechtbank moest beoordeeld worden of Delta Lloyd als vermogensbeheerder voldoende informatie had opgevraagd om het beheer te doen aansluiten bij de beleggingsdoelstelling, risicobereidheid, aanwezige effectenkennis en financiële draagkracht van A. Op het moment van aangaan van de vermogensbeheerovereenkomst rustte op Delta Lloyd overigens nog niet de verplichting om een schriftelijk cliëntenprofiel op te stellen. De rechtbank had geconstateerd dat Delta Lloyd zich zowel in 1997 als in 2000 had verdiept in de relevante omstandigheden van A. Op basis van deze gegevens had Delta Lloyd in 2000 een uitgebreid financieel planningsvoorstel opgesteld en later dat jaar een beleggingsvoorstel. In het beleggingsvoorstel werd onder meer ingegaan op de beleggingsdoelstelling, beleggingshorizon en risicobereidheid van A. Dit voorstel was bovendien door A ondertekend. De rechtbank was dan ook van mening dat Delta Lloyd had voldaan aan haar verplichting informatie over A in te winnen. Afgezien van de mening van de rechtbank dat het financiële plan en het beleggingsvoorstel samen konden worden aangemerkt als een voldoende schriftelijk cliëntenprofiel, had het beroep van A op de afwezigheid van een schriftelijk cliëntenprofiel hem ook niet kunnen baten. Dit kan immers niet zelfstandig tot een verplichting tot schadevergoeding leiden. Daarvoor zou moeten vast hebben komen te staan dat het opstellen van een schriftelijk cliëntenprofiel tot een beter resultaat zou hebben geleid. A verweet Delta Lloyd tevens haar informatieplicht en waarschuwingsplicht te hebben geschonden. Dit verwijt trof geen doel. A was afdoende op de hoogte van de risico’s van de beleggingen. A had verklaard in de vermogensbeheerovereenkomst zich bewust te zijn van de risico’s. Bovendien vermeldde het beleggingsvoorstel het begrip ‘offensief risicoprofiel’. Bij onduidelijkheid over de betekenis van dit begrip had het op de weg van A gelegen nadere toelichting te vragen. A verweet Delta Lloyd tevens ten tijde van dekkingstekorten effectentransacties te hebben verricht en/of bestaande tekorten niet tijdig te hebben opgeheven. Anders dan A stelde heeft niet als uitgangspunt te gelden dat een vermogensbeheerder in beginsel onaanvaardbaar veel risico neemt en in de op haar rustende zorgplicht tekortschiet indien een dekkingstekort ontstaat. Waar op enig moment dekkingstekorten waren ontstaan was A primair zelf verantwoordelijk voor de aanzuivering of opheffing daarvan. Delta Lloyd had naar het oordeel van de rechtbank juist gehandeld. A verweet Delta Lloyd verder dat zij onvoldoende spreiding over de verschillende beleggingsinstrumenten en sectoren had aangebracht. De rechtbank stelde vast dat uit het beleggingsvoorstel van 2000 volgde dat 70% tot 100% van het vermogen van A in aandelen zou worden belegd en dat een bedrag van ongeveer ƒ 3 000 000 voor het doen van beleggingen beschikbaar was. Aangenomen moest worden dat Delta Lloyd nooit meer dan dit bedrag in aandelen heeft belegd en dat zij steeds overeenkomstig de overeengekomen assetallocatie heeft gehandeld. Het verwijt dat Delta Lloyd onvoldoende spreiding over de verschillende beleggingsinstrumenten had betracht trof dan ook geen doel. A had daarnaast gesteld dat er sprake was van een overconcentratie in de ICT-sector, waaraan het grootste deel van de geleden verliezen waren toe te rekenen. Echter, de beleggingen in de ICT-sector waren in overeenstemming met de in het beleggingsvoorstel opgenomen sectorale spreiding. Dit voorstel was door A voor akkoord ondertekend. Delta Lloyd stelde terecht dat A met de gehanteerde sectorale spreiding bekend was en voorts aangenomen moest worden dat hij met de sterke concentratie in de ICT-sector ingestemd had. Hoewel een dergelijke instemming niet afdeed aan de verantwoordelijkheid van Delta Lloyd om zorg te dragen voor een deugdelijke sectorale spreiding, bestaat er geen kwantitatieve norm voor de beoordeling daarvan. Het goedhuisvaderschap geldt als maatstaf voor de beoordeling of afdoende spreiding heeft plaatsgevonden. De langdurige negatieve koersontwikkeling in de ICT-sector was bij het aangaan van de vermogensbeheerovereenkomst niet voorzienbaar. Bovendien was het destijds gebruikelijk om een aanzienlijk belang in de ICT-sector aan te houden. Onder deze omstandigheden kon, zonder nadere toelichting, niet worden aangenomen dat Delta Lloyd niet als een goed huisvader had gehandeld. Met Delta Lloyd was de rechtbank van oordeel dat er geen grond was om aan te nemen dat in geval van benchmarking slechts in beperkte mate van de gestelde benchmark mocht worden afgeweken. Ook bij de beoordeling of al dan niet sprake is van een te grote afwijking van de gestelde benchmark, is de norm het goedhuisvaderschap. Delta Lloyd had deze norm niet geschonden. Zij had steeds in overeenstemming met de vermogenbeheersovereenkomst gehandeld. A stelde dat het met de aandelenportefeuille geleden verlies ongeveer tweemaal zo groot was als het onder de benchmark geleden verlies. Echter, anders dan A leek te veronderstellen rechtvaardigde het verschil in het behaalde resultaat op zichzelf genomen niet reeds de conclusie dat Delta Lloyd te veel van de samenstelling van de benchmark was afgeweken en daarmee te grote risico’s had genomen. In dit verband was tevens van belang dat de beleggingshorizon minimaal 5 jaar was, zodat op het moment van de aansprakelijkstelling op 23 mei 2003 nog gelegenheid was om, al dan niet door middel van een aanpassing in het gevoerde beleid, een resultaat te behalen dat het resultaat van de benchmark meer benaderde. De stelling van A dat geen effectenkrediet was overeengekomen, trof geen doel. A werd als de in het ongelijkgestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Amsterdam
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
vermogensbeheer, zorgplicht
Bron
HA ZA 06-3242
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/5415

Verder in 2007 nr.11/12

 Richtlijn herverzekering (2); de veiligheidskleppen bij overdracht van herverzekeringen met toestemming van DNB

Directe verzekeraars bieden verzekeringsdekking aan ‘gewone’ bedrijven en consumenten. Voor (delen van) dit risico betrekken directe verzekeraars veelal verzekeringsdekking bij collega’s: de her...

 Wet MOT en witwassen; jurisprudentie biedt volop kansen voor beleid

Tien jaar geleden gaven de operatie Clickfonds van het Openbaar Ministerie (OM) en in het vervolg daarvan de Integriteitsnota1 van de Minister van Financiën een impuls aan een reeks m...

 Richtlijn herverzekering (1); toezicht op herverzekeraars en entiteiten voor risicoacceptatie

Naar verwachting zal in het eerste kwartaal van 2008 in Nederland de Richtlijn herverzekering1 worden geïmplementeerd. Deze implementatie betekent een wijziging van de Wet op het financieel toez...

 Openbare biedingen op aandelen (1); eindelijk, nu beschikbaar! De nieuwe biedingsregels

De markt heeft er even op moeten wachten1, maar de nieuwe regelgeving over openbare biedingen op effecten is op 28 oktober 2007 eindelijk ingevoerd. Tot 28 oktober 2007 waren de regel...

 Openbare biedingen op aandelen (2); het openbaar bod en ‘acting in concert'

Als een openbaar bod eenmaal is uitgebracht zullen de aandeelhouders van de doelvennootschap tot wie het bod is gericht een keuze moeten maken om hun aandelen al dan niet aan te biede...

 Rondom het nieuws; complexe producten voor de financiële consument

Het uitgangspunt van het financiële recht is lange tijd geweest dat informatieverstrekking de oplossing is van alle problemen. Wie knollen wil verkopen, mag dat, zolang hij maar verte...