Tijdschrift voor Financieel Recht 2007 nr. 11/12

Vesta Financieel Advies B.V. / AFM

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann

Op 15 januari 2006 heeft Vesta een vergunning ex art. 10 Wfd aangevraagd. Vesta viel daarmee onder het overgangsregime van art. 102 Wfd, waardoor bedrijfsactiviteiten in afwachting van de beslissing op die aanvraag konden worden voortgezet. Vesta heeft tevens het formulier ‘Betrouwbaarheidsonderzoek (mede)beleidsbepalers van vergunningaanvragers onder het overgangsregime van de Wfd’ ingevuld. Bij besluit van 26 september 2007 heeft de AFM de aanvraag van Vesta om een vergunning uit hoofde van art. 11 Wfd onder toepassing

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

van art. 2:83 lid 1 Wft afgewezen, waartegen Vesta op 10 oktober 2006 bezwaar heeft gemaakt ex art. 8:81 Awb. Voorts heeft Vesta de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen op grond van art. 8:81 Awb. Op grond van art. 2:80 lid 1, art. 2:83 lid 1 Wft en art. 4:10 Wft is het verboden in Nederland te bemiddelen zonder van de AFM een vergunning te hebben verkregen en verleent de AFM een vergunning indien de aanvrager onder meer aantoont dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van de financiëledienstverlener bepalen of medebepalen buiten twijfel staat. Hoofdstuk 3 van het op art. 4:10 Wft gebaseerde BGfo bevat bepalingen aan de hand waarvan de AFM onder meer vaststelt of de betrouwbaarheid van een (mede)beleidsbepaler van een financiëledienstverlener buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten. De AFM heeft in het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid van Vesta en naar aanleiding van het door Vesta ingevulde betrouwbaarheidsformulier, waaruit niets bleek van antecendenten, informatie ingewonnen bij het OM, waarna zij Vesta vanwege gebleken strafrechtelijke antecedenten berichtte dat zij voornemens was de aanvraag af te wijzen omdat de betrouwbaarheid van X niet buiten twijfel stond. De voorzieningenrechter stelde vast dat de werkzaamheden van Vesta waarvoor geen Wft-vergunning is vereist, voor een groot deel voortvloeien uit Wft-vergunningplichtige werkzaamheden en dat de belangen van Vesta zijn gelegen in continuering van de onderneming, het voorkomen van verlies van inkomen, de kansen van X op de arbeidsmarkt en zijn toekomstperspectief. De voorzieningenrechter was echter van oordeel dat het belang van AFM bij handhaving van de integriteit van de financiële markten zwaarder woog dan het belang van Vesta haar vergunningsplichtige bedrijfsactiviteiten te kunnen blijven ontplooien en nam hierbij een aan X verwijtbaar recent toezichtsantecedent en twee strafrechtelijke antecedenten in aanmerking. Voornamelijk woog volgens de voorzieningenrechter het toezichtsincident zwaar, aangezien X het niet naar juistheid invullen van het betrouwbaarheidsformulier hem ten volle moet worden toegerekend. Door dit na te laten heeft X niet het belang van de AFM onderkend om als toezichthouder te kunnen vertrouwen op een juiste en volledige opgave door de financiëledienstverlener teneinde een integriteits- en betrouwbaarheidstoets te kunnen uitvoeren. De omstandigheid dat Vesta haar onderneming mogelijk zal moeten staken en dat X een minder rooskleurig perspectief heeft om in de toekomst zijn werkzaamheden als financiëledienstverlener voort te zetten leidde volgens de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter wees derhalve het verzoek tot een voorlopige voorziening af.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
betrouwbaarheidstoetsing van een financiëledienstverlener
Bron
LJN BB7991
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/5416

Verder in 2007 nr.11/12

 Richtlijn herverzekering (2); de veiligheidskleppen bij overdracht van herverzekeringen met toestemming van DNB

Directe verzekeraars bieden verzekeringsdekking aan ‘gewone’ bedrijven en consumenten. Voor (delen van) dit risico betrekken directe verzekeraars veelal verzekeringsdekking bij collega’s: de her...

 Wet MOT en witwassen; jurisprudentie biedt volop kansen voor beleid

Tien jaar geleden gaven de operatie Clickfonds van het Openbaar Ministerie (OM) en in het vervolg daarvan de Integriteitsnota1 van de Minister van Financiën een impuls aan een reeks m...

 Richtlijn herverzekering (1); toezicht op herverzekeraars en entiteiten voor risicoacceptatie

Naar verwachting zal in het eerste kwartaal van 2008 in Nederland de Richtlijn herverzekering1 worden geïmplementeerd. Deze implementatie betekent een wijziging van de Wet op het financieel toez...

 Openbare biedingen op aandelen (1); eindelijk, nu beschikbaar! De nieuwe biedingsregels

De markt heeft er even op moeten wachten1, maar de nieuwe regelgeving over openbare biedingen op effecten is op 28 oktober 2007 eindelijk ingevoerd. Tot 28 oktober 2007 waren de regel...

 Openbare biedingen op aandelen (2); het openbaar bod en ‘acting in concert'

Als een openbaar bod eenmaal is uitgebracht zullen de aandeelhouders van de doelvennootschap tot wie het bod is gericht een keuze moeten maken om hun aandelen al dan niet aan te biede...

 Rondom het nieuws; complexe producten voor de financiële consument

Het uitgangspunt van het financiële recht is lange tijd geweest dat informatieverstrekking de oplossing is van alle problemen. Wie knollen wil verkopen, mag dat, zolang hij maar verte...