Tijdschrift voor Financieel Recht 2007 nr. 11/12

A en B / Westland Utrecht Hypotheekbank N.V. en Westland Utrecht Effectenbank N.V.

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann

Door tussenpersoon C is aan A en B geadviseerd een beleggingshypotheek af te sluiten bij Westland Utrecht Hypotheekbank N.V. (‘Hypotheekbank’). Na aanvaarding door A en B van een beleggingsvoorstel van 3 september 1999 van de Hypotheekbank, zijn een verpande en een nietverpande effectenrekening geopend. Op 30 september 1999 hebben A en B bij de Hypotheekbank een hypothecaire lening van ƒ 3 950 000 afgesloten met verpanding van de effecten en saldi op de verpande rekening. In

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

de pandakte was overeengekomen dat A en B niet over het onderpand zullen beschikken, anders dan in het kader van het normale portefeuillebeheer en met inachtneming van de toepasselijke voorwaarden. Na de koersval na 11 september 2001 hebben A en B de effecten op beide rekeningen geliquideerd. Vanaf januari 2005 hebben zij de hypothecaire rente niet meer betaald. Het woonhuis is in 2006 gedwongen onderhands verkocht, waarna na aflossing een schuld aan de Hypotheekbank van ongeveer € 500 000 resteerde. A en B hielden de Hypotheekbank en de Westland Utrecht Effectenbank N.V. (‘Effectenbank’) aansprakelijk voor de geleden schade. De rechtbank verwierp het verwijt van A en B dat in strijd met het schriftelijkheidsvereiste van art. 25 Bte 1995 zou zijn gehandeld, aangezien de Hypotheekbank en de Effectenbank geen vergunningplichtigen ex art. 7 Wte 1995 zijn. Uit de door de Hypotheekbank opgestelde op A en B toegespitste berekening en uit een brief d.d. 17 september 1999 leidde de rechtbank af dat voldoende informatie over A en B was ingewonnen door de Hypotheekbank en de Effectenbank. In genoemde brief en de productvoorwaarden zijn A en B naar het oordeel van de rechtbank eveneens voldoende gewezen op de aan hun beleggingen verbonden algemene en specifieke risico’s. Het voorgaande leidde volgens de rechtbank tot de slotsom dat niet is gebleken dat de Hypotheekbank en de Effectenbank niet aan hun informatie- en waarschuwingsverplichtingen zouden hebben voldaan. Ook passeerde de rechtbank het verwijt van A en B dat de geadviseerde beleggingsadviezen niet aansloten bij hun beleggingsdoelstellingen. Aan het verwijt dat de Effectenbank tussentijds onvoldoende of onjuiste adviezen zou hebben gegeven, ging de rechtbank voorbij aangezien in een adviesrelatie als onderhavige op de Effectenbank niet de verplichting rust om ongevraagd te adviseren doch dat het aan A en B is om desgewenst aan de Effectenbank te verzoeken haar van advies te dienen. Tot slot hebben A en B betoogd dat de Hypotheekbank niet als een goed vuistpandhouder zorg heeft gedragen voor de aan haar in vuistpand gegeven effecten nu zij niet heeft voorkomen dat deze in waarde zijn gedaald. Los van de vraag of de Hypotheekbank als een vuistpandhouder is aan te merken, overwoog de rechtbank hieromtrent dat niet kan worden aanvaard dat een vuistpandhouder gehouden zou zijn om in te staan voor de waardevastheid van aan haar verpande effecten. Blijkens de pandakte hielden A en B de beschikking over de effecten, dus het verwijt dat de Hypotheekbank verzuimd heeft maatregelen te treffen tegen de waardedaling, faalde eveneens. De rechtbank concludeerde dat geen van de gronden de vordering van A en B kon dragen en wees de vorderingen van A en B af.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Amsterdam
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M.R. Hosemann
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
beleggingshypotheek en zorgplicht
Bron
LJN BB6617
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/5418

Verder in 2007 nr.11/12

 Richtlijn herverzekering (2); de veiligheidskleppen bij overdracht van herverzekeringen met toestemming van DNB

Directe verzekeraars bieden verzekeringsdekking aan ‘gewone’ bedrijven en consumenten. Voor (delen van) dit risico betrekken directe verzekeraars veelal verzekeringsdekking bij collega’s: de her...

 Wet MOT en witwassen; jurisprudentie biedt volop kansen voor beleid

Tien jaar geleden gaven de operatie Clickfonds van het Openbaar Ministerie (OM) en in het vervolg daarvan de Integriteitsnota1 van de Minister van Financiën een impuls aan een reeks m...

 Richtlijn herverzekering (1); toezicht op herverzekeraars en entiteiten voor risicoacceptatie

Naar verwachting zal in het eerste kwartaal van 2008 in Nederland de Richtlijn herverzekering1 worden geïmplementeerd. Deze implementatie betekent een wijziging van de Wet op het financieel toez...

 Openbare biedingen op aandelen (1); eindelijk, nu beschikbaar! De nieuwe biedingsregels

De markt heeft er even op moeten wachten1, maar de nieuwe regelgeving over openbare biedingen op effecten is op 28 oktober 2007 eindelijk ingevoerd. Tot 28 oktober 2007 waren de regel...

 Openbare biedingen op aandelen (2); het openbaar bod en ‘acting in concert'

Als een openbaar bod eenmaal is uitgebracht zullen de aandeelhouders van de doelvennootschap tot wie het bod is gericht een keuze moeten maken om hun aandelen al dan niet aan te biede...

 Rondom het nieuws; complexe producten voor de financiële consument

Het uitgangspunt van het financiële recht is lange tijd geweest dat informatieverstrekking de oplossing is van alle problemen. Wie knollen wil verkopen, mag dat, zolang hij maar verte...