Leidse Hout Vermogensbeheer B.V. / ING Bank
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M. Hosemann
Finacon, houder van 49% van de aandelen in vermogensbeheerder
LHV, had met ING een aantal beleggingspools
opgestart. ING had Finacon aanvankelijk bericht dat de
beleggingspools door LHV beheerd konden worden, maar
korte tijd daarna gaf ING te kennen dat voor de beleggingspools
toestemming zou moeten worden gevraagd aan DNB,
aangezien de pools niet onder collectief vermogensbeheer
zouden vallen. Desverzocht heeft DNB vervolgens aan LHV
medegedeeld dat voor de pools een Wtb-vergunning vereist
was. LHV vorderde schadevergoeding
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
van ING op grond
van onrechtmatig handelen jegens haar, op basis van twee
verwijten. Ten eerste stelde LHV dat ING DNB heeft
misleid door, anders dan met LHB overeengekomen, niet
tegen DNB te zeggen dat LHV met de beleggingspools geen
bemoeienis heeft gehad, met als gevolg een strafrechtelijk
onderzoek inzake de beleggingspools waarbij LHV als verdachte
is aangemerkt en daardoor schade heeft geleden. De
rechtbank overwoog hierover dat LHV het bestaan van een
dergelijke overeenkomst met ING niet heeft aangetoond en
dat ook overigens het enkele feit dat LNG onderwerp is
geworden van een strafrechtelijk onderzoek naar de beleggingspools
niet impliceert dat ING bij DNB een onjuiste
indruk heeft gewekt omtrent de rol van LHV. Het tweede
verwijt van LHV was dat ING onnodig lang heeft gewacht
met de ontmanteling van de beleggingspools nadat was
gebleken dat deze illegaal waren. Volgens LHV heeft dat tot
een dermate chaotische situatie geleid dat de STE uiteindelijk
is verzocht LHV’s vergunning in te trekken. De rechtbank
volgde het verweer van ING dat het initiatief tot het
opheffen van de beleggingspools niet op de bank maar op
LHV als vermogensbeheerder rustte, aangezien de geschonden
wettelijke norm uit de Wtb zich niet richt tot de
faciliterende bankinstelling ING, maar tot de vermogensbeheerder
LHV, die de vereiste vergunning niet bezat. Ten
overvloede voegde de rechtbank daaraan toe dat zelfs als uit
de Wtb al een verplichting zou kunnen worden afgeleid voor
ING om een eind te maken aan de illegale beleggingspools,
nalatigheid daarin niet kan leiden tot schadeplichtigheid
jegens LHV, omdat overtreding van de Wtb niet ziet op
enige normschending die een belang van LHV schaadt. De
normen van de Wtb, aldus de rechtbank, zijn gericht op het
beschermen van belangen van beleggers en op de adequate
werking van financiële markten, niet op de gevolgen van
strafrechtelijke handhaving bij het handelen in strijd met de
Wtb. Ten slotte overwoog de rechtbank dat er ook geen
ongeschreven zorgvuldigheidsnorm bestond op grond waarvan
ING verplicht was te zorgen voor een spoedige afwikkeling
van de beleggingspools om zo schade te voorkomen die
het gevolg is van strafrechtelijke handhaving. Naar de
mening van de rechtbank kent het Nederlandse recht geen
ongeschreven norm die inhoudt dat als geconstateerd is dat
een ander (Finacon) in strijd heeft gehandeld met de Wtb,
waarbij de aangesproken persoon (ING) slechts een faciliterende
rol heeft gespeeld, van die aangesproken persoon mag
worden verwacht zo snel mogelijk een einde aan de verboden
toestand te maken om zo te voorkomen dat andere
betrokkenen (LHV) nadeel ondervinden van de strafrechtelijke
handhaving van de wet. De vordering van LHV werd
afgewezen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.