Voorwoord
Marry de Gaay Fortman
Inmiddels werken we bijna vijf jaar met het nieuwe huurrecht dat in augustus 2003 in
werking is getreden. Op 2 maart 2006 heeft de redactie met de uitgever een congres
georganiseerd en de nieuwe wetgeving geëvalueerd. De opkomst onder de lezers van dit
tijdschrift was groot en resulteerde in een zeer levendige discussie (TvHB jaargang 3 – mei/
juni 2006). Er werd ook een aantal belangrijke knelpunten gesignaleerd. Reden om het
bedrijfsruimterecht 21/2 jaar later weer
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
aan een kritische analyse te onderwerpen. Dit gebeurt
in dit nummer door T.H.G. Steenmetser (in zijn artikel ‘Tijd voor herziening? Een nadere
analyse van het huurrecht voor bedrijfsruimte’). Hierbij zal het huurrecht voor bedrijfsruimte
nader worden bekeken en beoordeeld. De heer Steenmetser gooit in de eerste bijdrage in dit
tijdschrift de knuppel in het hoenderhok door te pleiten voor een verbeterde wetgeving. Zo
bekritiseert hij bijvoorbeeld de definitie van het begrip huur, de gebrekenregeling, de
renovatieregeling en de verplichte gerechtelijke ontbinding van artikel 7:231 BW. Bovendien
betreurt hij dat de wetgever er niet in is geslaagd om voor het bedrijfsruimtehuurrecht een
evenwichtige regeling te bedenken die geldt voor alle bedrijfsruimten. De heer Steenmetser
geeft een voorzet voor een dergelijke regeling en moedigt de lezer aan tot een discussie over
de aanpassing van het huurrecht voor bedrijfsruimte.
Wij nodigen u allen graag uit voor deze voor de praktijk belangrijke uitwisseling van
gedachten op het congres dat de redactie organiseert, in samenwerking met de Academie voor
Toegepaste Wetenschappen, op 30 oktober 2008 in Kasteel De Wittenburg in Den Haag.
Naast de heer Steenmetser zullen de heren J. Huydecoper en D.H. de Witte een lezing
verzorgen, waarna een paneldiscussie kan losbarsten.
De tweede bijdrage in dit tijdschrift, van de hand van mevrouw J. Winter-Bossink, gaat over
artikel 7:308 BW. Volgens dit artikel dient de verhuurder van middenstandsbedrijfsruimte
een vergoeding te betalen aan de gewezen huurder, wiens huur hij heeft opgezegd, indien de
verhuurder voordeel geniet als gevolg van het feit dat het gehuurde vervolgens voor een
vergelijkbaar bedrijf wordt gebruikt. Hoewel rechters in hun huurbeëindigingsuitspraken
vaak naar dit wetsartikel verwijzen, is over de inhoud van dit artikel erg weinig jurisprudentie
verschenen. Op basis van de wettekst, de bijbehorende parlementaire geschiedenis, de visie
in de literatuur en de beschikbare jurisprudentie, wordt in het artikel geconcludeerd dat het
toepassingsbereik van dit artikel 7:308 BW erg beperkt is. Geconcludeerd wordt dan ook dat
een huurder zich als gevolg van een verwijzing naar artikel 7:308 BW in een huurbeëindigingsprocedure
niet te snel rijk moet rekenen.
In het derde artikel in dit tijdschrift gaat de heer De Witte in op de rechtelijke matiging van
de contractuele boete. Hierbij wordt eerst het recente arrest van de Hoge Raad met
betrekking tot Intrahof/Bart Smit besproken. Vervolgens wordt aan de hand van de verdere
jurisprudentie nagegaan in welke gevallen de rechter de boete onverkort toewijst en in welke
gevallen de boete wordt gematigd. In een handzame conclusie worden de vuistregels
genoemd op grond waarvan vastgesteld kan worden of de boete moet worden gematigd of
niet.
Marry de Gaay Fortman
hoofdredacteur
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.