Actuele ontwikkelingen op het terrein van de bestuurlijke boete. Een jurisprudentieoverzicht
mr. A.J. Boorsma en mr. K. Wilkeshuis*
Op 1 juli 2009 trad de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking.1 Dit was een voor de praktijk belangrijke
uitbreiding van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Vierde Tranche heeft de Awb aangevuld met drie onderwerpen: bestuursrechtelijke geldschulden (titel
4.4), bestuurlijke handhaving, in het bijzonder de bestuurlijke
boete (hierna: boete) (titel 5.1 en 5.4) en attributie
aan ondergeschikten (afdeling 10.1.3). Verder heeft de Vierde Tranche ingrijpende wijzigingen in de Awb-bepalingen
aangebracht
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
over de bestuursdwang (inmiddels: last onder
bestuursdwang) en de last onder dwangsom (opgenomen in een nieuwe titel 5.3 over herstelsancties). Per 1 juli 2009 zijn via de Aanpassingwet Vierde Tranche Awb ook de nodige
aanpassingen in bijzondere wetgeving aangebracht.2 Voor de financiële praktijk zijn met name de bepalingen over bestuurlijke
handhaving en in het bijzonder de boete zeer interessant.
De Vierde Tranche behelst de codificatie van ontwikkelingen
uit de rechtspraak en de vertaling van een aantal strafrechtelijke
leerstukken dat voor de boetepraktijk relevant is. De ontwikkelingen staan echter niet stil. Sinds 1 juli 2009 hebben de rechtbank Rotterdam en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb), de hoogste bestuursrechter
op het terrein van de financiële toezichtswetgeving, tal van interessante uitspraken gedaan die relevant zijn voor de uitleg van de Vierde Tranche. Dat zijn niet alleen uitspraken
die zijn gedaan in zaken op het terrein van het gedragstoezicht
en prudentieel toezicht over besluiten van de Stichting
Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) of De Nederlandsche Bank (hierna: DNB). Het CBb behandelt in hoger beroep ook zaken over handhavende maatregelen van toezichthouders op het terrein van het economisch toezicht, zoals de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa), het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie
Autoriteit (hierna: OPTA) en de Consumentenautoriteit.3 Voor een goed begrip van de laatste stand van de ontwikkelingen
in de jurisprudentie is daarom van belang niet alleen te kijken naar de rechtspraak die het afgelopen jaar is gewezen
in procedures tegen de AFM en DNB, maar ook naar zaken
die bij andere economische toezichthouders speelden.
Wij zullen in dit artikel de laatste topics uit de jurisprudentie
bespreken.4 Daarbij zullen wij in paragraaf 2 stil staan bij de vraag of het CBb in navolging van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (hierna: Afdeling) voor financiële toezichthouders een beginselplicht tot handhaving
introduceert. In paragraaf 3 gaan wij in op actuele
rechtspraak van het CBb op het terrein van het zwijgrecht en de cautie. In paragraaf 4 wordt de jurisprudentie van met name de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam op het terrein van de publicatie van boetes besproken. In paragraaf
5 komt actuele rechtspraak omtrent de hoogte van de boete aan de orde, waarbij ook de jurisprudentie over overschrijding
van de redelijke termijn wordt betrokken. In paragraaf
6 gaan wij in op de jurisprudentie van het CBb over de procedure van boeteoplegging. En in paragraaf 7 behandelen
wij enkele uitspraken die relevant zijn voor de rechterlijke
procedure in boetezaken. In paragraaf 8 komen we tot een korte afsluiting.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.