Geschikt en betrouwbaar?
mr. S.M.C. Nuyten en mr. A.J.P. Tillema*
Na de val van DSB Bank N.V. (hierna: DSB) in 2009 dienden de Stichting Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) en De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB) de betrouwbaarheid en deskundigheid van voormalige DSB-bestuurders en -commissarissen opnieuw te beoordelen voor zover zij nog functies bij financiële ondernemingen vervulden. Hoewel toetsingen normaal gesproken in beslotenheid worden verricht, was dat dit keer niet het geval: de Minister van Financiën (hierna: de Minister) gaf prof. mr. M. Scheltema opdracht
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de door DNB en AFM verrichte toetsingen te controleren en daarvan verslag te doen. De vier door Scheltema opgestelde verslagen deelde de Minister in de loop van 2010 - in een aantal gevallen volledig - met de Tweede Kamer. Scheltema, Minister en Kamer constateerden dat DNB en AFM in deze onderzoeken twee maal verschillend oordeelden. In beide gevallen was DNB de toezichthouder die de vergunning had verleend aan de financiële onderneming waarbij de getoetste persoon ten tijde van de toetsing een functie vervulde, zodat het oordeel van DNB in beide gevallen de doorslag gaf.
Het gebleken verschil van inzicht tussen DNB en AFM vormde voor de Minister aanleiding een voorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft)1 in te dienen: om de samenwerking tussen DNB en AFM te versterken2 wordt voorgesteld te bepalen dat niet langer de vergunningverlenende toezichthouder een doorslaggevende stem heeft, maar de negatief oordelende toezichthouder. Daartoe krijgt de niet-vergunningverlenende toezichthouder de bevoegdheid bij een voorgenomen positief oordeel van de vergunningverlenende toezichthouder, dan wel eigener beweging, een bindende aanbeveling te doen aan de vergunningverlenende toezichthouder ten aanzien van de inhoud van het betrouwbaarheids- en/of geschiktheidsoordeel of ten aanzien van het op grond daarvan te nemen besluit of de te nemen maatregel.
Hoewel de Minister van Financiën veel voorstellen ter consultatie aan de markt voorlegt3 is de markt over dit wetsvoorstel niet geconsulteerd. De Raad van State heeft overwegende bezwaren tegen het wetsvoorstel en ziet de noodzaak niet in van het doorkruisen van de huidige taakverdeling tussen de toezichthouders.4 DNB en AFM hebben bij consultatie nut en noodzaak van het wetsvoorstel ter discussie gesteld en opgemerkt dat het wetsvoorstel zich slecht verhoudt met de uitgangspunten van het Nederlandse toezichtmodel. Toch heeft de Minister het voorstel tot wijziging van de Wft5 op 24 mei 2011 aan de Tweede Kamer gezonden.6 Blijkens de Memorie van Toelichting is beoogd het wetsvoorstel op 1 januari 2012 in werking te doen treden.7
In dit artikel zullen wij eerst kort de voorgestelde wijziging bespreken en enkele andere onderdelen van het wetsvoorstel aanstippen die door ons in dit bestek niet nader kunnen worden besproken. Vervolgens bespreken wij de noodzaak van het wetsvoorstel en de daarvan bij invoering te verwachten effecten op onder meer de samenwerking tussen de toezichthouders, besluitvorming, rechtsbescherming en enige andere onderwerpen. Wij menen dat diverse vraagtekens te stellen zijn bij de ‘geschiktheid en betrouwbaarheid’ van de voorgestelde wijzigingen, meer dan tot op heden in de Kamerbehandeling aan de orde kwamen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.