Strafbare manipulatie van derivatenmarkten
mr. D.M. van de Linde
Financiële markten functioneren alleen optimaal als iedere deelnemer op hetzelfde moment over dezelfde juiste informatie kan beschikken. Manipulerende gedragingen zijn een belemmering voor deze volledige en reële markttransparantie en daarom onwenselijk.1 De manipulator van de markt zorgt er met zijn gedraging voor dat vraag en aanbod onder een verkeerde invloed bij elkaar komen, waardoor marktdeelnemers gedupeerd kunnen raken. In 2003 leidde deze constatering tot de publicatie van richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie. De richtlijn werd geïmplementeerd in hoofdstuk 5.4 van onze Wet financieel toezicht (verder: Wft). Handel met voorkennis in aandelen en obligaties en de manipulatie van aandelen- en obligatiekoersen kwalificeren sindsdien als economische delicten. In art. 5:58 Wft is het verbod op marktmanipulatie neergelegd. Dit artikel verbiedt een transactie te verrichten of te bewerkstelligen waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van die financiële instrumenten. Indien degene die de transactie verricht of bewerkstelligt kan aantonen dat zijn beweegreden om de transactie of handelsorder te verrichten of te bewerkstelligen gerechtvaardigd is en dat de transactie of handelsorder in overeenstemming is met de gebruikelijke marktpraktijk op de desbetreffende gereglementeerde markt, is hij niet strafbaar. In 2010 merkte de auteur Hoff over art. 5:58 Wft op dat deze bepaling, ondanks dat de verschillende voorbeelden hieraan kleur geven, erg abstract blijft.2 Een van de belangrijkste oorzaken hiervoor is dat art. 5:58 Wft zeer ruime delictsomschrijvingen met open normen kent en daardoor weinig delictsafbakenend is. Voor overtreding van art. 5:58 Wft is bijvoorbeeld schuld noch opzet vereist. Vanwege de onduidelijkheid die de delictsomschrijving met zich meebrengt, is het in de praktijk lastig te bepalen wanneer de grens tussen het toelaatbare en ontoelaatbare wordt overschreden. Hoff stelt dan ook dat op goede gronden kan worden betoogd dat de wettekst op gespannen voet staat met het lex certa-beginsel. Het is immers duidelijk noch voorspelbaar wanneer een gedraging in overtreding van art. 5:58 Wft is. Bovendien geldt dat wanneer er een afwijkende transactie wordt waargenomen, het de vraag is hoe bewezen kan worden dat de transactie wordt verricht in het bewustzijn de prijs van een financieel instrument te manipuleren.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.