Het civielrechtelijk bestuursverbod en de bestuurder bij andere vennootschappen: een onbeveiligde spoorwegovergang?

Het civielrechtelijk bestuursverbod (verder: bestuursverbod) dat 1 juli 2016 in werking is getreden, maakt het mogelijk bestuurders die zich schuldig hebben gemaakt aan faillissementsfraude of die zich schuldig hebben gemaakt aan wanbestuur na een faillissement langs civielrechtelijke weg een bestuursverbod op te leggen voor ten hoogste vijf jaren. Het bestuursverbod heeft echter een breder bereik dan de bestrijding van faillissementsfraude. Het gaat ook om de bestrijding van aperte onregelmatigheden in of rondom faillissement, zoals ernstige tegenwerking van de curator, faillisementsrecidive en de benadeling van crediteuren voorafgaand aan een faillissement.2 Het bestuursverbod is uitgewerkt in art. 106a t/m 106e Fw en kan uitsluitend worden opgelegd nadat het faillissement van ten minste één rechtspersoon is uitgesproken, waarvan de desbetreffende persoon hetzij (indirecte) bestuurder dan wel ...

Verder in dit artikel:

1. Inleiding

2. De vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking van een bestuurder bij andere bv’s of nv’s

2.1. Benoeming van de bestuurder bij nieuwe of bestaande rechtspersonen

2.2. Implicaties bestaande vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekkingen

3. Arbeidsrechtelijke consequenties

3.1. Arbeidsrechtelijke implicaties van een ontslag van rechtswege

4. Opschorting van de bestuurderstaak

5. Wijziging van de arbeidsovereenkomst

6. Slotbeschouwing