De procesrechtelijke drempels bij de bestuursrechter; het einde van het staatssteunrecht als gelegenheidsargument?
mr. G.A. Dictus en M. de Wit1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
1. Achtergrond
In toenemende mate doen (gemachtigden van) concurrerende ondernemingen, belangenorganisaties en burgers in bestuursrechtelijke procedures een beroep op het staatssteunrecht. Niet zelden strandt het staatssteunargument op een (nationaal) procesrechtelijke drempel, nog voordat aan een inhoudelijke toets van het staatssteunverbod wordt toegekomen. Zo blijkt uit bestuursrechtelijke jurisprudentie dat klagers in staatssteunprocedures vooral oplopen tegen het belanghebbende-begrip (artikel 1:2 Awb) en het relativiteitsvereiste (artikel 8:69a Awb). De bestuursrechter is gehouden ambtshalve aan deze twee bepalingen te toetsen. Met name de rechtspraak ten aanzien van het relativiteitsvereiste heeft de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Bestuursrechters hebben hierin duidelijk voor een strikte lijn gekozen; in beginsel kunnen alleen degenen die worden geconfronteerd met een heffing die integrerend onderdeel uitmaakt van de vermeende steunmaatregel, ...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.