De kleine beheerder in de knel
mr. C.J. Groffen Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.De AIFM richtlijn laat het aan de lidstaten over hoe ze de kleine beheerder van beleggingsinstellingen behandelen.1 Volgens de Wft is de vergunningplicht voor beheerders niet van toepassing op de kleine Nederlandse beheerder.2 De vergunningplicht geldt wel voor een kleine beheerder uit een andere EU lidstaat. Doordat de kleine beheerder geen vergunning heeft, heeft hij geen Europees paspoort. Of een kleine beheerder in een andere EU lidstaat mag aanbieden hangt af van het kleine beheerder-regime van de desbetreffende lidstaat. Een kleine beheerder kan in Nederland wel een vergunning aanvragen3 maar de daaraan verbonden eisen zijn voor veel kleine beheerders te zwaar. Kleine beheerders van venture capital fondsen kunnen een vergunning als venture capital fondsbeheerder aanvragen.4 De vergunningvereisten daarvoor zijn minder zwaar en aan de vergunning is een Europees paspoort verbonden. Kleine beheerders die andere beleggingsinstellingen beheren kunnen alleen een Europees paspoort verkrijgen door middel van een reguliere beheerdervergunning. Zij kunnen proberen aan de vereisten daarvoor te voldoen door bepaalde functies uit te besteden. Zo kunnen zij het risicobeheer uitbesteden om de verplichte scheiding van het portefeuillebeheer te bewerkstelligen.5 Ook kunnen zij personen inlenen zodat het risicobeheer ook in het bestuur is vertegenwoordigd, met de vereiste scheiding van het portefeuillebeheer. Dit is nodig omdat de AFM over het algemeen vindt dat een proportionele toepassing van dit vereiste niet mag betekenen dat het niet wordt nageleefd.
Andere lidstaten, zoals Luxemburg en Ierland, staan toe dat kleine beheerders zich aansluiten bij een platform dat de beheerdervergunning houdt. Het platform huurt de kleine beheerders in en/of besteedt werkzaamheden aan hen uit, zodat de kleine beheerder zelf niet over een vergunning hoeft te beschikken. Het toezicht wordt via het platform (bij uitbesteding door de uitbestedingsregels) op de kleine beheerder uitgeoefend. In Nederland verzet de AFM zich tegen dergelijke platforms. De AFM vindt dat de kleine beheerder zelf een vergunning moet aanvragen zodat de AFM direct toezicht op hem kan houden. Kortom, de Nederlandse kleine beheerder moet kiezen tussen een beheerdervergunning met zware eisen en het niet aanvragen van zo'n vergunning maar daardoor niet kunnen beschikken over een Europees paspoort.
De positie van de Nederlandse kleine beheerder wordt steeds moeilijker omdat een Europees paspoort steeds belangrijker wordt. Diverse andere lidstaten staan het Nederlandse kleine beheerders niet toe om daar zonder vergunning aan te bieden omdat Nederland kleine beheerders uit die lidstaat ook niet toestaat aan te bieden in Nederland. Bovendien worden de regels over aanbieding (ook wel aangeduid als marketing) binnen de EU verder geharmoniseerd.6 Hierdoor wordt ook premarketing aan regels onderworpen en indien een belegger toetreedt binnen 18 maanden nadat premarketing heeft plaatsgevonden, wordt er geacht te zijn aangeboden.
Het is hoog tijd dat Nederland nog eens naar de positie van de kleine beheerder kijkt. Vanuit Europees perspectief is het moeilijk te verdedigen dat kleine beheerders uit andere EU lidstaten in Nederland niet mogen aanbieden, terwijl kleine beheerders uit derde landen (onder het geldende private placement regime) wel aan professionele beleggers in Nederland mogen aanbieden. Kleine beheerders uit andere EU lidstaten worden benadeeld ten opzichte van die uit derde landen. Kleine beheerders uit andere EU lidstaten zouden hetzelfde behandeld moeten worden als Nederlandse kleine beheerders (mits dit omgekeerd ook gebeurt). Hierbij zou een anomalie in de Nederlandse wetgeving meteen kunnen worden aangepakt. De mogelijkheid voor een kleine beheerder om aan te bieden aan minder dan 150 niet-professionele beleggers zou moeten worden geschrapt. Ook relatief kleine aantallen niet-professionele beleggers verdienen bescherming. Aanbieding aan hen zou pas mogen plaatsvinden als een vergunning is verkregen en aan de extra eisen wordt voldaan die gelden voor aanbieding aan hen.7 De AFM zou voor kleine beheerders die een vergunning aanvragen proportionaliteit ruimhartiger moeten toepassen en bijv. minder strak moeten vasthouden aan scheiding van de risicobeheerfunctie en de portefeuillebeheerfunctie. Hopelijk helpt dit te voorkomen dat Nederlandse kleine beheerders worden genoodzaakt te stoppen of8 te vertrekken.