Voorwoord
Nathalie Amiel Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Hoewel er voorlopig nog geen einde lijkt te komen aan de grote behoefte aan huur van kantoorruimte, berichtten de nationale dagbladen afgelopen juli uitgebreid dat de Nederlandse winkelstraten in heel het land steeds meer leegstand kennen. Dit past bij het beeld van teloorgang van grote winkelformules, die het ondanks de aanhoudende economie niet redden. Ook Hudson's Bay gooit, na een grootse marktentree in 2017, per eind 2019 de handdoek in de ring. De experts wijten het aan te weinig onderscheidend vermogen, maar duidelijk is dat de Nederlandse retail het in algemene zin zwaar te verduren heeft, met onvermijdelijke leegstand als gevolg.
En leegstand trekt krakers aan. In het tweede TvHB nummer van 2018 schreef Marloes Voorrips over de (toen) laatste jurisprudentie op het gebied van het kraakverbod. Dit blijft een interessant onderwerp, getuige de hoeveelheid ontruimingsprocedures die in dit verband worden gevoerd. Thérèse Fraai en Violet Acar voegen daar in dit nummer een bijdrage aan toe, waarin zij ingaan op de initiatiefwet handhaving kraakverbod van 12 juli 2019 en de vraag op welke wijze in de praktijk wordt omgegaan met het kraakverbod. Daarnaast bespreken zij de praktische civiel- en bestuursrechtelijke mogelijkheden van een eigenaar om een kraaksituatie te beëindigen. Samen met de in 2018 behandelde jurisprudentie vormt dit een zeer compleet en nuttig overzicht van hoe om te gaan met krakers en het kraakverbod.
In dit TvHB nummer lezen we verder hoe de bijzondere bepalingen uit het Nederlandse recht op het gebied van burenrecht hun invloed uitoefenen op het huurrecht. Elina Swaneveld gaat uitgebreid in op de reikwijdte van het burenrecht bij huur. Het burenrecht is in beginsel geschreven voor eigenaren van aan elkaar grenzende percelen. Naar vaste jurisprudentie kan het echter ook doorwerken in de verhouding met een naastgelegen huurder, of zelfs tussen twee huurders (die elkaars buren zijn) onderling. Terwijl de meeste mensen bij burenrecht snel de link leggen met de Rijdende Rechter, toont Elina Swaneveld aan dat het burenrecht ook voor bedrijfsruimte relevant is. Daarbij beperkt zij zich niet tot het burenrecht zoals dat is opgenomen in titel 5.4 BW, maar gaat zij ook in op de veel voorkomende erfdienstbaarheid. Kortom: een lezenswaardig artikel dat voor de praktijk relevante inzichten geeft.
In de cyclus huur- en verbintenissenrecht wordt door mijn kantoorgenote Jakelijn Nelen een artikel gewijd aan de wilsgebreken in het huurrecht. Aan de hand van recente jurisprudentie in huurrechtelijke context bespreekt zij de vereisten voor een geslaagd beroep op een wilsgebrek. De leerstukken dwaling, bedrog, bedreiging en misbruik van omstandigheden worden elk uitgebreid besproken. Met name op het leerstuk dwaling blijkt in de praktijk vaak een beroep op te worden gedaan, overigens met wisselend resultaat. Het artikel gaat ook in op het vereiste van causaal verband, de stelplicht en bewijslast, verjaring en de gevolgen van een geslaagd beroep op een wilsgebrek.
Een tweede bijdrage aan de cyclus huur- en verbintenissenrecht is afkomstig van Madeleine van Rossum. Zij gaat in haar artikel uitgebreid in op onvoorziene omstandigheden en (de beperkende werking van) de redelijkheid en billijkheid. Om ieders geheugen op te frissen, vangt het artikel aan met een uiteenzetting van beide leerstukken en hun onderlinge relatie. Ter illustratie bespreekt de auteur tevens een uitspraak van de Hoge Raad (HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2615 ), waarin de vraag centraal stond of er sprake was van een onvoorziene omstandigheid, welke van dien aard was dat ongewijzigde instandhouding van de (samenwerkings)overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kon worden verlangd. Het artikel spitst zich, ter afsluiting, toe op de redelijkheid en billijkheid in het huurrecht.
Naast de artikelen treft u in dit nummer natuurlijk ook weer de nodige actualiteiten en jurisprudentie aan. Uw hoofdredacteur kon zich overigens niet in alle besproken rechtspraak vinden. Zo moet een parkeerplaats – dunkt mij – toch echt specifiek aangewezen zijn, wil de terbeschikkingstelling daarvan kwalificeren als huur. Zo ook Ivette Mol in haar zeer goed gedocumenteerde noot bij de betreffende uitspraak van de Kantonrechter Dordrecht d.d. 6 juni 2019 ( ECLI:NL:RBROT:2019:4908 ).
Ik hoop dat (ook) dit nummer u veel nieuwe huurrechtelijke inzichten zal geven!
Nathalie Amiel