Corona-special
mr. dr. C.J.A. van Geffen en mr. drs. L. in ’t Veld1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Sinds de uitbraak van het coronavirus als veroorzaker van de ziekte COVID-19 lijkt alles anders. Tijdens zijn persconferentie op 31 maart jongstleden verwoordde minister-president Rutte dat door de huidige crisis, als gevolg van de uitbraak van het coronavirus, te omschrijven als een van de hevigste crises in de geschiedenis buiten oorlogstijd. Als historicus had de minister-president wellicht kunnen wijzen op de pandemie die letterlijk een eeuw geleden de wereld trof, toen het virus dat bekend staat als de ‘Spaanse griep’ in de nasleep van een oorlog rondwaarde. Maar de wereld anno 1920 was een andere dan die van 2020, gelet op alle maatschappelijke en economische veranderingen die zich sinds 1920 hebben voorgedaan, waaronder die ten aanzien van internationale verkeers- en handelsstromen (nog afgezien van bevolkingstoename en massatoerisme). Hoe dan ook, we zijn aldus in 2020 geconfronteerd met een situatie die zijn weerga niet kent en waarvan geen precedent voorhanden is voor de wijze waarop met de huidige situatie moet worden omgegaan.
Paradoxaal genoeg is in deze bijzondere tijd ook nog veel gewoon van hetzelfde. Ook als het gaat om jaarverslaggeving. Zo moeten bestuurders van Nederlandse rechtspersonen de jaarrekeningen nog steeds binnen de uiterste wettelijke termijnen – voor beursvennootschappen vier maanden en andere rechtspersonen tien maanden na afloop van het boekjaar – opmaken, moeten jaarrekeningen van controleplichtige rechtspersonen aan een accountantscontrole worden onderworpen en moet de jaarlijkse verslaggeving binnen de gebruikelijke termijnen worden openbaargemaakt. Ook waren NV’s, tot voor kort althans, nog steeds verplicht om hun fysieke jaarlijkse algemene vergadering binnen zes maanden na afloop van het boekjaar te houden, zodat in die algemene vergadering onder andere besloten kon worden over vaststelling van de jaarrekening en eventueel verlening van decharge alsmede dividenduitkeringen. Opvallend genoeg werd zelfs aan discussies over de toekomst van het accountantsberoep onlangs nog gewoon aandacht besteed; dat overigens tot (op dat moment begrijpelijke) ergernis van onze minister-president.2 Die toekomst van de accountancysector werd kennelijk door het Ministerie van Financiën zo urgent bevonden dat ook de benoeming van ‘kwartiermakers’ al in april 2020 heeft plaatsgevonden, overigens zonder dat er gelegenheid is geweest voor een voorafgaand Kamerdebat.3
De uitbraak van het coronavirus en de coronacrisis waarin wij ons momenteel bevinden heeft over de hele wereld geleid tot onzekerheid, dus ook in Nederland. Die onzekerheid heeft met name betrekking op de maatschappelijke en economische gevolgen van de coronacrisis die momenteel nog niet goed te overzien zijn. Maar er doen zich ook vragen en onduidelijkheden voor op het gebied van het jaarrekeningenrecht en aanpalende rechtsgebieden. Ook deze kwesties kunnen leiden tot een bepaalde mate van onzekerheid. Bestuurders, commissarissen en andere bij rechtspersonen betrokkenen worstelen met vraagstukken van velerlei aard die gerelateerd zijn aan het jaarrekeningenrecht of hun weerslag (moeten) vinden in de jaarrekening of het bestuursverslag. Hetzelfde heeft te gelden voor accountants die zijn belast met het controleren, beoordelen of samenstellen van die verslaggeving. Bovendien valt niet uit te sluiten dat ook rechters zich vroeg of laat zullen moeten buigen over dergelijke vraagstukken, bijvoorbeeld bij de vraag of de uitbraak van het coronavirus in aanmerking moet worden genomen in het kader van het wettelijke bewijsvermoeden van art. 2:138/248 lid 2 BW dat de onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur vanwege schending van de administratie- of openbaarmakingsplicht moet worden beschouwd als belangrijke oorzaak van het faillissement van een BV of NV.
Daar komt bij dat hoewel enerzijds de bereidheid en het vermogen van de samenleving om zich snel aan de veranderde omstandigheden aan te passen de afgelopen periode zo groot is gebleken, specifieke onderdelen van wet- en regelgeving anderzijds juist weer erg rigide lijken te zijn en soms zelfs lijken te knellen onder de huidige omstandigheden. Dat geldt ook voor bepaalde wet- en regelgeving op het gebied van het jaarrekeningenrecht. Die vaststelling gaf de wetgever aanleiding om aan de slag te gaan met een wetgevingsproces dat uiteindelijk heeft geleid tot de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en veiligheid (in dit nummer kortheidshalve aangeduid met ‘Spoedwet’ of ‘Noodwet’), waarin enkele voorzieningen en aanpassingen zijn geboden om te kunnen inspelen op de huidige omstandigheden vanwege de coronacrisis. Ook de AFM heeft aangekondigd de door ESMA gevraagde coulance te zullen betrachten indien uitgevende instellingen vanwege de huidige omstandigheden niet in staat zijn hun financiële verslaggeving tijdig algemeen verkrijgbaar te stellen. Daarnaast heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving de praktijk enkele handvatten geboden door in RJ-Uitingen stil te staan bij de belangrijkste aandachtspunten voor de jaarverslaggeving over 2019 in het licht van de huidige coronacrisis. Ten slotte is ook de IASB in actie gekomen om de bijzondere en onvoorziene gevolgen van de coronacrisis, zoals bij toepassing van IFRS 16 (Leases), zo spoedig mogelijk te mitigeren.
Ook de redactie van het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht heeft beoogd een steentje bij te dragen. Zij heeft auteurs gevraagd stil te staan bij uiteenlopende jaarrekeningenrechtelijke vraagstukken die onder de huidige omstandigheden relevant zijn geworden. Dat heeft uiteindelijk geleid tot dit bijzondere themanummer. Zo behandelt Cees van Geffen in dit nummer diverse verslaggevingsvraagstukken die relevant zijn in het licht van de uitbraak van het coronavirus. Nelleke Krol en Qury van Vliet staan stil bij de mogelijkheid tot uitstel en ontheffing van het opmaken en vaststellen van de jaarrekening. Barbara Majoor gaat in op de invloed van de coronacrisis op de controlewerkzaamheden van de accountant. Anton Dieleman beschrijft in zijn bijdrage de gevolgen van de huidige omstandigheden voor door de accountant af te geven verklaringen. Céline Groen, Sandra Rietveld en Lieke Stroeve gaan in op de mogelijkheid tot uitstel van algemene vergaderingen. Annelies Brink-Van der Meer behandelt de regeling van art. 2:138/248 lid 2 BW in het licht van de huidige coronacrisis. Annemarije Schoonbeek waarschuwt voor de kwetsbaarheid van de accountant voor betrokkenheid bij fraude en misbruik van steunmaatregelen. Kees Camfferman geeft ten slotte een overzicht van internationale ontwikkelingen in de rubriek ‘Actualiteiten’.
De in dit nummer opgenomen bijdragen zijn geactualiseerd tot en met 30 april 2020. Met ontwikkelingen nadien is in de bijdragen dan ook geen rekening gehouden. Auteurs zijn in de gelegenheid gesteld om via de website van de uitgever de lezer te wijzen op eventuele ontwikkelingen na die datum die relevant zijn voor de in hun bijdrage behandelde onderwerpen of die bepaalde onderdelen van hun bijdrage doen achterhalen. Namens de redactie danken wij auteurs voor hun bereidheid om op korte termijn bij te dragen aan dit bijzondere nummer van het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht. Bovendien hopen wij dat wij u als lezer door middel van dit bijzondere nummer van het Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht ook in deze roerige tijden van dienst kunnen zijn.