Een bewogen (crisis)jaar in vogelvlucht
prof. mr. P.H.L.M. Kuypers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Op het moment van schrijven van dit redactioneel is het 14 maart 2021. Nagenoeg exact een jaar nadat de Europese Commissie besloot haar goedkeuring de verlenen aan een Deense steunregeling ter compensatie van schade veroorzaakt door de annulering van grootschalige publieke evenementen ten gevolge van COVID-19 (besluit SA.56685). Het jaar dat volgde stond in het teken van de COVID-epidemie, al gauw verklaard tot pandemie. Het staatssteunrecht vormde daarop geen uitzondering. Sterker, het was een topjaar voor de Europese Commissie. In tijden van crisis floreert zoals gebruikelijk het staatssteunrecht. Daags na het eerste goedkeuringsbesluit nam de Europese Commissie de tijdelijke kaderregeling aan, die nadien vijfmaal zou worden geamendeerd. Mede op grond van deze tijdelijke kaderregeling keurde de Europese Commissie het afgelopen jaar honderden steunregeling en –maatregel goed. Inmiddels heeft ook het Gerecht zich voor een eerste maal moeten uitlaten over COVID-19-steun (zaak T-238/20 en zaak T-259/20, Ryanair). De pandemie zal ook de komende tijd een belangrijk onderwerp van de staatssteunrechtelijke handhavingspraktijk en jurisprudentie vormen. Niet alleen door het na-ijleffect, maar ook omdat de tijdelijke kaderregeling inmiddels is verlengd tot 31 december 2021.1
Een blik op de rubrieken van deze editie van het tijdschrift leert echter dat er meer ontwikkelingen zijn. En dat is maar goed ook. Zowel op Europees als nationaal niveau werd noemenswaardige rechtspraak gewezen. Daarnaast lijkt de Europese Commissie in Luxemburg belangrijke slagen te slaan in fiscale staatssteun zaken. Waar het Gerecht haar besluiten inzake de Spaanse voetbalclubs (zaak T-865/16) en de Belgische excess profit rulings (gevoegde zaken T‑131/16 en T‑263/16) nietig verklaarde, treffen de hogere voorzieningen van het Europese Commissie in belangrijke mate doel. Voor wat betreft de Spaanse voetbalclubs staat dit na het recente arrest van het Hof van Justitie vast (zaak C-362/19 P), voor wat betreft de Belgische excess profit rulings lijkt dit na een recente conclusie van Advocaat-Generaal Kokott aannemelijk (zaak C‑337/19 P). Wij kijken reikhalzend uit naar arrest van het Hof van Justitie met betrekking tot Apple Ierland (zaak C-465/20 P).
Voor de onderhavige editie schreven Mauricette Schaufeli en Evi Mattioli een mooie bijdrage naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2020 inzake Spaansen/Harlingen. Dat niet-naleving van staatssteunregels verstrekkende gevolgen kan hebben, is niet nieuw. De auteurs lichten toe dat de langlopende Spaansen-saga heeft geleid tot een mooi beoordelingskader voor de gevolgen van een koopovereenkomst – maar deze rechtspraak is ook goed toepasbaar voor andere overeenkomsten – tussen de overheid en een private partij die onrechtmatige staatssteun inhoudt. Tevens illustreert deze bijdrage dat een inschatting van de exacte reikwijdte van deze gevolgen in een individueel geval geen sinecure is. De auteurs zetten uiteen dat zowel de overheid als potentiele begunstigden gebaat zijn bij een vroegtijdige analyse van de staatssteunregels, waaraan beide hun deel van de verantwoordelijkheid zullen moeten dragen. Het is dus niet alleen de overheid die dient toe te zien op naleving van de staatssteun regels. Een verstandige onderneming moet alert zijn op niet marktconforme voordelen.
Daarnaast staat Guido Fazzi in deze editie stil bij de Wet terugvordering staatssteun. Daarbij komen de ontwikkelingen sinds inwerkingtreding van deze wet aan bod, en wordt de nodige aandacht besteed aan de nieuwe Mededeling van de Europese Commissie betreffende terugvordering en recente jurisprudentiële ontwikkelingen. In het licht van deze ontwikkelingen beoordeelt de auteur of de Wet terugvordering staatssteun voldoet aan verplichtingen die voortvloeien uit de standstill bepaling van artikel 108 lid 3 VWEU.
Namens de voltallige redactie wens ik u veel leesplezier.