De Crisispachtwet van 1932, de contractsvrijheid en de eigenaarsvrijheid
prof. mr. C.J.H. Jansen1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
De pachtovereenkomst kende evenals de arbeidsovereenkomst slechts een summiere regeling in het Burgerlijk Wetboek van 1838 (BW). Zij was als 'huur van landerijen' ondergebracht in de zevende titel van het Derde Boek van het BW (huur en verhuur), de tweede en de vierde afdeling. Het woord 'pacht' kwam nauwelijks voor in deze titel. De wettelijke bepalingen over arbeid, huur en pacht hadden een gemeenschappelijke achtergrond in de Romeinsrechtelijke locatio conductio. Het kenmerk van dit contract was dat het van oudsher een grote mate van contractsvrijheid kende. Deze vrijheid was behouden gebleven in het BW. Dwingend recht kwam in de titel van huur en verhuur niet voor.2 Het gebrek aan bescherming van de huurder (pachter) was het best voelbaar bij de mislukking van een oogst door een onvermijdelijk toeval. De huurder (pachter) had dan op grond van art. 1628 BW (meerjarige huur) of art. 1629 BW (eenjarige huur) recht op vermindering of ...
UÂ heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.