NBA-handreiking 1133: klopt het uitgangspunt voor de beoordelingsperiode in relatie tot de uitkeringstoets als bedoeld in art. 2:216 lid 2 BW nog?
Prof. mr. dr. B. Bier1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Praktijkvraag
Met de wijziging van art. 2:216 BW in 2012, kreeg het bestuur van een BV een wettelijke "bewaking" taak toebedeeld bij een uitkering aan aandeelhouders. Een besluit tot uitkering, genomen door het daartoe bevoegde orgaan, heeft geen gevolgen dan nadat het bestuur daaraan zijn goedkeuring heeft verleend. Het bestuur weigert zijn goedkeuring slechts indien het weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, de uitkeringstoets. Regelmatig krijgen accountants het verzoek van cliënten of zij willen helpen bij het toepassen van deze uitkeringstoets.2 Een belangrijke vraag die dan speelt is welke periode het bestuur in zijn oordeel moet betrekken bij de beoordeling of de BV na de uitkering aan haar opeisbare schulden kan voldoen.
Helaas valt hierop geen eenvoudig antwoord te geven. De wet zegt er niets over. In de memorie van toelichting3 ...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.