Voorwoord
mr. F. Elderson* Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Deze special over de trustsector komt op een goed moment. Het is dit jaar tien jaar geleden dat de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) van kracht werd. Tien jaar later leveren iets minder dan 300 vergunninghoudende trustkantoren diensten aan meer dan 24.000 doelvennootschappen. Statistieken van het IMF laten zien dat Nederland wereldwijd op de eerste plaats staat als het gaat om geldstromen die door het land lopen. De VS en Luxemburg bezetten de tweede en de derde plaats. Er zijn ruim 12.000 zogeheten bijzondere financiële instellingen geregistreerd in Nederland, waar jaarlijks meer dan USD 4.000 miljard doorheen stroomt. Ter vergelijking: het BBP van Nederland is ruim USD 800 miljard. De trustsector in Nederland is verbonden met het Nederlandse fiscale klimaat. Dit klimaat trekt de nodige buitenlandse partijen aan, van gerenommeerde multinationals tot onbekende partijen. Een relevante ontwikkeling is dat de OESO een projectgroep heeft opgericht om na te denken over een internationale fiscale aanpak. De OESO staat voor ogen dat belasting wordt geheven op de plek waar de economische activiteiten plaatsvinden en waarde wordt gecreëerd. Op termijn kan dit gevolgen hebben voor het Nederlandse fiscale stelsel en daarmee ook voor de Nederlandse trustsector. De aard van het trustbedrijf brengt meer dan gemiddelde risico’s mee. Daarbij heeft de wetgever de trustsector een belangrijke rol gegeven als poortwachter voor de integriteit van de financiële sector. Dat vraagt een hoog bewustzijn ten aanzien van de risico’s die bepaalde klanten en bepaalde dienstverlening meebrengen. Het besef dat die risico’s beheerst dienen te worden en dat Nederland niet mag worden misbruikt voor belastingontduiking, witwassen of het ontwijken van sancties, moet diep geworteld zijn in de bedrijfscultuur. Dat is ook wat de maatschappij van de trustsector verwacht. De Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren 2014 (Rib Wtt), die per 1 januari a.s. in werking treedt, onderstreept dit. De focus van deze regeling betreft niet alleen aspecten zoals customer due diligence (CDD) en herkomst & bestemming van gelden. De nadruk ligt nu ook op de diensten die het trustkantoor verleent, de risico’s die hieraan zijn verbonden en op de integere bedrijfsvoering. Het is goed dat de Rib Wtt deze nadruk aanbrengt. De onderzoeken naar CV-structuren en politiek prominente personen (PEPs), waarover DNB eerder in 2014 publiceerde, laten zien dat er trustkantoren zijn die hoge risico’s nemen, waarbij veel van deze kantoren de beheersing niet op orde hadden. Dan is een goede invulling van de poortwachtersfunctie niet mogelijk. Dit levert niet alleen risico’s op voor het trustkantoor maar brengt ook reputatierisico’s voor Nederland als vestigingsland mee. Overigens heeft DNB in deze onderzoeken gewezen op risico’s die ofwel niet te beheersen zijn of alleen te beheersen zijn tegen prohibitief hoge kosten en daardoor de facto onbeheersbaar zijn, en dat is voor trustkantoren reden geweest om de betreffende dienstverlening te beëindigen. Momenteel herijkt DNB de visie op de trustsector. Deze visie is van belang voor de invulling van het toezicht op de trustsector. DNB verlangt dat de trustsector haar taak als poortwachter naar behoren vervult, en dat trustkantoren geen cliënten accepteren van wie men niet kan instaan voor hun integriteit. Het gaat erom dat de sector daar de eigen verantwoordelijkheid in neemt op basis van een positieve integriteitscultuur en niet slechts handelend naar de letter maar ook naar de geest van de wet. De artikelen in deze special breng ik graag onder de aandacht van de lezer. Vanzelfsprekend is er aandacht voor de nieuwe Rib Wtt. Van der Wulp en Roth bespreken deze nieuwe Regeling, en merken op dat duidelijk is dat van trustkantoren meer wordt verwacht op het terrein van risicobeheersing. Ook Lugard gaat in op de nieuwe Rib Wtt en onderstreept daarbij het belang van detectie en beheersing van integriteitrisico’s. Hierbij gaat het om het voldoen aan de wet- en regelgeving maar ook om hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De auteur betoogt dat trustkantoren die de afgelopen jaren actief met compliance zijn bezig geweest niet verrast zullen zijn door de nieuwe wet- en regelgeving. Een andere ontwikkeling op regelgevingsgebied is de vierde witwasrichtlijn, die naar verwachting begin 2015 in werking treedt. Van der Wulp en De Doelder bespreken de mogelijke gevolgen van deze richtlijn voor de trustsector. Deze zijn naar verwachting beperkt. De vierde witwasrichtlijn legt de nadruk op een meer risicogebaseerde benadering. De Nederlandse wetgeving incorporeert deze al. Het artikel van Van Beekum gaat in op een specifiek en ook actueel risicogebied voor trustkantoren, namelijk politiek prominente personen (PEPs). Naar aanleiding van een onderzoek van DNB schetst zij een kader van de risico’s verbonden aan PEPs en de bijzondere rol die trustkantoren in dit kader vervullen. Dit artikel brengt ook enkele good practices onder de aandacht. Sanctieregelgeving en de impact daarvan op trustkantoren komen aan de orde in het artikel van Bökkerink. De actualiteit en soms ook de complexiteit hiervan worden zichtbaar en het artikel maakt duidelijk dat de naleving van sanctieregelgeving, gezien sommige dienstverlening van trustkantoren en de diversiteit en complexiteit van de diverse sanctieregelingen, veel inspanningen van trustkantoren zal vergen. Van Koningsveld en Ceulen snijden de problematiek rond de ultimate beneficial owner (UBO) aan, hetgeen een relevant onderwerp is voor de trustsector. Identificatie van de werkelijke UBO is lastig, maar noodzakelijk. Zij bepleiten een transactiegerelateerde benadering, die verbanden kan aangeven en transacties kan voorkomen. Verder bepleiten zij (internationaal) uitwisselen van onder meer gebruikte misbruikstructuren en witwasmethodieken.