Het Didam-arrest en de gevolgen voor privaatrechtelijke overeenkomsten
mr. I. Haverkate en mr. D.W.N. Brand1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
In het 'baanbrekende' arrest van 26 november 20212 (hierna: het 'Didam-arrest') heeft de Hoge Raad (contrair aan de conclusie van de P-G) geoordeeld dat overheden bij de verkoop van onroerend goed alle (potentieel) gegadigden de gelegenheid moeten bieden mee te dingen via een openbare selectieprocedure aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. Die verplichting vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur,3 in dit geval het gelijkheidsbeginsel, die via art. 3:14 BW hun doorwerking vinden in het civiele recht.
De vraag die gesteld kan worden, is hoe ver die doorwerking reikt. Naast verkoop van onroerend goed, nemen overheidslichamen4 op vele andere manieren deel aan het privaatrechtelijke verkeer. Bijvoorbeeld als verhuurder, huurder, erfpachter of als contractspartij bij een obligatoire overeenkomst. In dit artikel wordt allereerst ingegaan op de casus zelf en het procesverloop. Daarna wordt nader ingegaan op het gelijkheids- ...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.