Bewindvoerders, curatoren en de Vrijstellingsregeling Wft
mr. drs. G.C. van Daal
Op 2 april 2008 werd in de Staatscourant een besluit gepubliceerd
van de minister van Financiën onder de titel ‘Regeling
van de Minister van Financiën tot wijziging van de Vrijstellingsregeling
Wft betreffende bewindvoerders Wsnp’ (hierna:
het ‘Wijzigingsbesluit’).1 Deze wijziging van de Vrijstellingsregeling
Wft2 is van kracht sinds 4 april 2008.3 Door het
Wijzigingsbesluit, dat net als de Vrijstellingsregeling Wft is
gebaseerd op artikel 3:5 lid 3 Wet op het financieel toezicht
(hierna: ‘Wft’), zijn bewindvoerders
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
in schuldsaneringsregelingen
binnen het kader van hun wettelijke taakuitvoering
vrijgesteld van het in artikel 3:5 lid 1 Wft neergelegde verbod
opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te
verkrijgen of ter beschikking te hebben. Mijns inziens is het
Wijzigingsbesluit overbodige regelgeving, voortkomend uit
een – te – groot aantal aan het Wijzigingsbesluit ten grondslag
liggende misvattingen. Mochten mijn gedachten onjuist
zijn en mocht het Wijzigingsbesluit terecht zijn genomen,
dan geldt dat ten aanzien van faillissementscuratoren en bewindvoerders
in surséances een omissie bestaat in de regelgeving
rond de Wft. Voor hen bestaat namelijk geen equivalent
van de hiervoor genoemde vrijstelling voor bewindvoerders
in schuldsaneringsregelingen. Alsdan zou in die omissie
moeten worden voorzien.
Het verbod opvorderbare gelden aan te trekken en
het Wijzigingsbesluit
Artikel 3:5 lid 1 Wft luidt als volgt:
‘1. Het is verboden in Nederland in de uitoefening van een
bedrijf buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen
dan professionele marktpartijen aan te trekken, ter beschikking
te verkrijgen of ter beschikking te hebben.’
Artikel 3:5 lid 2 Wft zondert banken met een vergunning
van de Nederlandsche Bank (hierna: ‘DNB’), buitenlandse
banken met vergunning van een toezichthouder in een andere
lidstaat, lidstaten en hun lagere overheden, alsmede
effectenaanbieders in de zin van hoofdstuk 5.1 van de Wft
uit van het verbod van artikel 3:5 lid 1 Wft. De minister van
Financiën (hierna: ‘de minister’) kan op grond van artikel
3:5 lid 3 Wft vrijstellingen regelen van voormeld verbod.
DNB ten slotte kan daarvan op grond van artikel 3:5 lid 4
Wft individuele ontheffing verlenen. Geen van deze uitzonderingen,
vrijstellingen en ontheffingen is van toepassing op
faillissementscuratoren en bewindvoerders in surséance.
Voor bewindvoerders in schuldsaneringregelingen geldt
sinds 4 april 2008 het door het Wijzigingsbesluit ingevoerde
artikel 24a Vrijstellingsregeling Wft, dat hen – kortweg –
binnen hun wettelijke taakuitoefening vrijstelling verleent
van het verbod van artikel 3:5 lid 1 Wft. De volledige tekst
van dit artikel 24a luidt als volgt:
‘Artikel 24a
Bewindvoerders, die:
a. zijn benoemd op grond van artikel 287, derde lid, van
de Faillissementswet; en
b. personen zijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het
Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering, zijn vrijgesteld
van artikel 3:5, eerste lid, van de wet voor zover
zij opvorderbare gelden aantrekken, ter beschikking verkrijgen
of ter beschikking hebben ten behoeve van de
uitvoering van de taken, bedoeld in Titel III van de
Faillissementswet.’
De Toelichting bij het Wijzigingsbesluit4 begint met te vermelden
– samengevat – dat de werkzaamheden van de bewindvoerders
in schuldsaneringsregelingen bij het inrichten
van boedelrekeningen in principe onder het verbod van artikel
3:5 lid 1 Wft vallen. De Toelichting vervolgt met te
vermelden dat een deel van de bewindvoerders in schuldsaneringsregelingen
advocaat is, en dat advocaten onder de
vrijstelling van artikel 20 Vrijstellingsregeling vallen, indien
zij gebruik maken van een zogenaamde stichting derdengelden.
Aan het slot van de toelichting wordt herhaald dat
sprake is van enerzijds bewindvoerders in schuldsaneringsregelingen
die onder de vrijstelling van artikel 20 Vrijstellingsregeling
Wft vallen en anderzijds dergelijke bewindvoerders
die onder artikel 24a Vrijstellingsregeling Wft vallen.
Kortom, de minister meent kennelijk dat een voor de Vrijstellingsregeling
Wft relevant onderscheid bestaat tussen bewindvoerders
in schuldsaneringen die advocaat zijn aan de
ene kant en dergelijke bewindvoerders, niet zijnde advocaten,
aan de andere kant. Hier spelen de eerste misvattingen.
Lezing van artikel 20 Vrijstellingsregeling Wft leert ons namelijk
dat geen enkele advocaat daardoor is vrijgesteld van
het verbod van artikel 3:5 lid 1 Wft, dit geheel in tegenstelling
tot wat de toelichting bij het Wijzigingsbesluit vermeldt.
Artikel 20 Vrijstellingsregeling Wft verleent namelijk
slechts vrijstelling aan onder andere derdengeldenstichtingen
die uitsluitend werkzaam zijn voor advocaten. De –
impliciete – veronderstelling in voormelde toelichting is verder kennelijk dat advocaten die als bewindvoerder in
schuldsaneringsregelingen optreden, daarbij gebruik maken
van een derdengeldenstichting. Ook die veronderstelling is
onjuist. Behalve wellicht heel even in het begin van de afwikkeling
maken álle bewindvoerders in schuldsaneringen,
advocaat of niet, namelijk gebruik van per schuldsaneringsregeling
apart geopende boedelrekeningen, bij bankinstellingen
die meestal door de bevoegde rechtbank zijn aangewezen.
Zij zijn daartoe verplicht door de rechtbanken die hen
benoemen.5 Zelfs als we de onjuiste redenering van de minister
van Financiën zouden hanteren, vallen advocaten die
bewindvoerder zijn in schuldsaneringsregelingen daarom
per definitie nooit onder de vrijstelling van artikel 20 Vrijstellingsbesluit
Wft, omdat ze geen gebruik maken van derdengeldenstichtingen
bij de uitvoering van hun taken als
bewindvoerder.
De Toelichting bij het Wijzigingsbesluit maakt verder duidelijk
dat daaraan de veronderstelling ten grondslag ligt dat
artikel 24a Vrijstellingsregeling ziet op de niet-advocaten
onder de bewindvoerders in schuldsaneringsregelingen. Dus
vallen, zo zou men kunnen zeggen, de advocaten onder dergelijke
bewindvoerders níet onder de nieuwe vrijstelling van
dat artikel 24a. Dit wordt niet met zoveel woorden gezegd
in de toelichting bij het Wijzigingsbesluit, maar het lijkt wel
een gedachte te zijn die de minister had toen hij het Wijzigingsbesluit
nam. Wellicht dacht hij dit onderscheid aan te
brengen door de cumulatief vereiste hoedanigheden onder a.
en b. van het hierboven geciteerde artikel 24a. Als dat zo is,
dan is dat de volgende misvatting van de minister. De personen
bedoeld onder die beide letters zijn namelijk volledig
uitwisselbaar. Artikel 24a sub b Vrijstellingsbesluit Wft
brengt geen beperking aan in de groep van Artikel 24a sub a
Vrijstellingsbesluit Wft, maar definieert met andere woorden
precies dezelfde groep. Degenen die benoemd zijn ingevolge
artikel 287 lid 3 Fw, de groep bedoeld onder voormelde
letter a. van artikel 24a Vrijstellingsbesluit Wft, zijn
simpelweg álle bewindvoerders in schuldsaneringsregelingen.
Wie zijn dan degenen bedoeld in artikel 3 lid 1 van het
Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering (hierna: ‘Besluit
SBS’)6 die onder letter b. van datzelfde artikel worden
genoemd? Lezing van artikel 3 Besluit SBS levert geen antwoord
op die vraag op. Daarin wordt namelijk slechts gesproken
over te verstrekken subsidie aan bewindvoerders (of
aan hun werkgevers) die voldoen aan door de Raad voor
Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch (hierna: de ‘RvR’) te
stellen regels omtrent kwaliteit en dergelijke, alsmede over
het jaarlijks door de RvR bij te stellen register daarvan. De
toelichting bij artikel 3 Besluit SBS7 geeft wel de nodige
duidelijkheid. Daarin staat dat met artikel 3 Besluit SBS een
niet vast omlijnde kring van personen is bedoeld die als
bewindvoerder kunnen optreden en aanspraak kunnen
maken op subsidie, mits zij maar voldoen aan de eisen die
de RvR daarvoor stelt. Volgens diezelfde toelichting kunnen
dat bijvoorbeeld advocaten zijn, of particuliere schuldhulpverleners
of medewerkers van gemeentelijke kredietbanken.
Het door de RvR krachtens artikel 3 Besluit SBS uitgevaardigde
Reglement Register Bewindvoerders8 stelt in artikel 1
dan ook voorwaarden voor bewindvoerders, niet zijnde advocaten,
en doet dat in artikel 2 ten aanzien van bewindvoerders
die wél advocaat zijn. In de praktijk wordt overigens
geen enkele bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling
benoemd, advocaat of niet, die níet in het register van
de RvR voorkomt en in de praktijk ontvangen dus alle bewindvoerders
in schuldsaneringsregelingen, ook de advocaten
onder hen, per schuldsaneringsregeling subsidie van de
RvR. Kortom, het in artikel 24a sub b. Vrijstellingsregeling
Wft gestelde vereiste maakt geen enkel onderscheid binnen
de groep van bewindvoerders in schuldsaneringsregelingen,
maar bestrijkt hen allemaal. Dus vallen al deze bewindvoerders,
ook de advocaten onder hen, onder het bereik van
artikel 24a Vrijstellingsregeling Wft.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.