Nationaal regime MiFID: het intermediair voorwaardelijk vrijgesteld
mr. V.J.W. Stoffels en mr. C.E. Hoogendijk
Op 1 november 2007 trad de Wet implementatie richtlijn
markten voor financiële markten in werking.1 Hiermee werden
in Nederland de in de Richtlijn markten voor financiële
instrumenten (MiFID)2 aan het verlenen van beleggingsdiensten
gestelde eisen van toepassing. Tijdens de totstandkoming
van de implementatiewet bleek dat de MiFID
nieuwe en verdergaande verplichtingen op het gebied van de
inrichting van de bedrijfsvoering en gedragsregels voor beleggingsondernemingen
stelde. Deze verplichtingen zouden
disproportionele consequenties hebben voor tussenpersonen
zoals wij
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
deze in Nederland kennen. Daarom is besloten om
met gebruikmaking van een in de MiFID neergelegde vrijstellingsmogelijkheid
een nationaal regime in te voeren voor
ondernemingen die in Nederland beleggingsdiensten verlenen
als onderdeel van het adviseren over en het bemiddelen
in hypotheken. Om de door MiFID nagestreefde kwaliteit
van dienstverlening te waarborgen is het verlenen van beleggingsdiensten
aan meer eisen gebonden dan voorheen. Een
aantal uit de MiFID voortvloeiende normen is in het nationaal
regime toegesneden op de bestaande praktijk van tussenpersonen
en wijkt daarmee af van de reguliere regels die
gelden voor het verlenen van beleggingsdiensten.
In paragraaf 2 gaan wij eerst kort in op de MiFID en de
achterliggende redenen voor de totstandkoming van het nationaal
regime. Vervolgens komen in paragrafen 3 tot en
met 6 respectievelijk de vormgeving, toegang tot, reikwijdte
en concrete inrichting van het regime aan de orde. In paragraaf
7 leggen we een aantal aspecten verder uit en geven we
een kort overzicht van de belangrijkste verschillen tussen het
regime en respectievelijk de normen in de Wet op het financieel
toezicht (Wft) die voortkomen uit de MiFID en de
regels die gelden voor het adviseren over andere financiële
producten dan financiële instrumenten. Voorts verkennen
we in paragraaf 8 kort de grenzen van het toepassingsbereik
van het regime in de dagelijkse praktijk en blikken we in
paragraaf 9 vooruit op de voorgenomen harmonisatie van
regelgeving voor provisie- en kostentransparantie. Tot slot
geven we in paragraaf 10 een korte beschouwing van de
mogelijke betekenis van het nationaal regime voor de praktijk
van de financiële dienstverlening.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.