Online versus offline
mr. P.G. van der Putt1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.‘Wat «off line» geldt, moet ook «on line» gelden’, is altijd het adagium geweest van de Nederlandse overheid.2 Het toepassen van offline concepten in de digitale wereld blijkt echter niet altijd eenvoudig. Hoe in de online wereld bijvoorbeeld moet worden omgegaan met de eis dat een bepaalde verklaring schriftelijk moet zijn,3 is op een enkele uitzondering na nog steeds niet wettelijk geregeld.Betekent deze eis dat de verklaring moet zijn vastgelegd in een alfanumeriek formaat? Een e-mail kan dan schriftelijk zijn. Of betekent de eis van schriftelijkheid (mede) dat de verklaring moet zijn vastgelegd op een papieren drager en dat een e-mail onvoldoende is? Of moeten we misschien (ook) naar de achterliggende redenen van de eis zoeken? Is de eis van schriftelijkheid wellicht ingegeven om het belang van de verklaring te onderstrepen, mensen nog eens goed na te laten denken, of om bijvoorbeeld de bewijspositie te beïnvloeden? Hoe kunnen we dat dan digitaal borgen?
Ondanks het adagium dat wat offline geldt ook online zou moeten gelden, blijkt wetgeving verschil te maken tussen de online en offline wereld. Neem de elektronische handtekening of de digitale variant van de schriftelijke overeenkomst. Voor volwaardige gelijkstelling met de handgeschreven (‘natte’) handtekening respectievelijk de schriftelijke overeenkomst stelt de wet allerlei (open) eisen die offline niet gelden.4 Om aan die eisen te voldoen zullen doorgaans fikse investeringen nodig zijn in elektronische hulpmiddelen en identificatiediensten. Gebruik is omslachtig. Gevolg is dat deze wetgeving in de praktijk nog niet breed wordt toegepast. De gekwalificeerde elektronische handtekening, de variant die wettelijk de meeste zekerheid biedt, wordt nauwelijks gebruikt. In het zakelijke verkeer worden veel afspraken simpelweg per mail en in toenemende mate ook per Whatsapp gemaakt. Contracten en andere verklaringen worden als scan uitgewisseld. Of een gescande handtekening een afbeelding betreft van een door de ondertekenaar op het origineel gezette natte handtekening of een door een ondergeschikte ingeplakt plaatje van een handtekening van de directeur, blijft vaak in het midden. De rechtspraktijk blijkt hier prima mee uit de voeten te kunnen, op basis van de algemene rechtsbeginselen. De vraag komt dan ook op of we ons de moeite van die specifieke ‘online’ wetgeving hadden kunnen besparen.
Minder bekend is het omgekeerde adagium uit de hierboven aangehaalde nota:
‘Het is denkbaar dat het elektronisch domein maatschappelijke vernieuwing genereert. In dat geval kan wat «on-line» geldt, «off-line» gaan gelden. Maar ook dan moeten de rechtsregels in beide gebieden gelijk zijn.’5
De vraag is hoe lang offline nog als de standaard geldt. Mijn dochter kocht laatst in een opwelling een traditionele lokale mok in een toeristenwinkel op het vliegveld. Vrijwel meteen had zij spijt van haar aankoop. Groot was haar verbazing toen de winkelier weigerde de koop ongedaan te maken. Als je iets koopt op het internet en je wil het alsnog niet hebben, dan mag je het toch altijd retourneren? Waarom dan niet in een offline winkel? En wie heeft niet meegemaakt dat wanneer je met een groep op stap bent, sommige groepsgenoten geen cash op zak blijken te hebben als het op afrekenen aankomt. Steeds vaker wordt de groepspot via een app op de smartphone afgehandeld.
Noopt een verdergaande digitalisering tot aanpassing van de wet, waarbij de digitale wereld als uitgangspunt geldt? Gezien de ervaringen met het omzetten van ‘offline-wetgeving’ in ‘online-wetgeving’ denk ik dat we daar eerst nog maar eens goed over moeten nadenken.