Drs. P.H.M. Keesom6. DE KEURINGSINSTELLINGEN (ART. 87 E.V. ZPW)
Vóór de ZPW, ja zelfs vóór het Kwekersrechtbesluit 1941, bestonden er al keuringsinstellingen,
die derhalve op privaatrechtelijke wijze werkzaam waren. Deze zeer
succesvolle instellingen hebben hun werk binnen het kader van de ZPW voortgezet.
Het is weliswaar theoretisch mogelijk, dat zich een nieuwe kandidaat keuringsinstelling
aanmeldt, maar deze zal niet snel de noodzakelijke, bij AMvB te verlenen, aanwijzing
verwerven. Het recht van de sterkste is een zeer sterk recht en de NAK-organisaties
zijn uitermate sterk.
Er is één instelling ... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. T.J. Mellema-Kranenburg
De ministerraad heeft in september 1987 het besluit genomen tot een heroverwegingsonderzoek
betreffende de pachtwetgeving. Daartoe is een werkgroep in het leven
geroepen bestaande uit vertegenwoordigers van de departementen van Landbouw
en Visserij, Economische Zaken, Justitie, Algemene Zaken en Financiën.1
De taakopdracht van de werkgroep vormde een onderzoek en heroverweging van
de hoofdlijnen van de pachtwetgeving al dan niet in samenhang met een verdere versnelling
van de verkoop van staatslandbouwgronden.
Aanleiding tot de heroverweging vormde voor het kabinet onder a... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 177,
lid 2 en 180 lid 1 BW, art. 744
Bezwaarschrift tegen het niet vermelden
van erfdienstbaarheid van uitweg op de
lijst van rechthebbenden.
Verzoek van reclamanten hun zaak te
mogen doen bepleiten door hun juridisch
adviseur afgewezen, gelet op het bepaalde
in art. 180, lid 2.
De stelling van reclamant, dat niet Van
O. maar de LC als gereclameerde partij
moet worden aangemerkt, verworpen op
grond van de historie van de wet en de systematiek
van de Lw.
Men kan geen erfdienstbaarheden ten
laste van een perceel vestigen zonder medewerking
van de eigen... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 177
lid 2 en 180
Bezwaarschrift tegen het niet opnemen van
een erfdienstbaarheid van weg op de lijst
van rechthebbenden.
Nu de rechter-commissaris enkel reclamant,
G. van B. en de B. V. C. van B. als
partij heeft verwezen kunnen J.J. de J. en
de maatschap J.J. de J. niet als partijen
worden aangemerkt. abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 163,
165, 170 en 185
De rechtbank begrijpt uit het niet verschijnen
van reclamanten, dat zij zich refereren
aan het oordeel van de rechtbank. In art.
165 van de wet wordt aan de schatters
dwingend voorgeschreven hun werkzaamheden
te verrichten met inachtneming
van het stelsel van classificatie.
De Lw. biedt niet de ruimte bezwaar te
maken tegen de inhoud van het vastgestelde
stelsel van classificatie. abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet,
art. 133 en 196
Bezwaar tegen het niet toedelen van watervoerende
bermstoten aan het waterschap.
De bermsloten zijn, als onderdeel van de
wegen, ingevolge art. 133 door G. S. toegewezen
aan de gemeente. De bermsloten maken
geen onderdeel uit van het plan van
toedeling. Het bezwaar van de gemeente tegen
het plan van toedeling wordt niet-ontvankelijk
verklaard. abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 149,
151 en 196
Reclamants bezwaar is gericht op verbetering
van de onsluiting van zijn kavel.
Bij samenvoeging van meerdere percelen
tot een grote kavel moet men, in het algemeen
gesproken, een in verhouding kleinere
ontsluiting aan de weg aanvaarden.
Ontsluiting via een pachtkavel moet als
een volwaardige ontsluiting worden beschouwd.
Geen reden om aan te nemen dat
de pacht buiten toedoen van reclamant zelf
zal worden beëindigd.
Rekening moet worden gehouden met de
belangen van belanghebbende S., betreffende
gebruiksafspraken met drie niet-geregistr... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 10
148 en 195 e.v.
Reclamant vraagt toedeling ter plaatse van
de inbreng in verband met bouwplannen
voor een woning.
De rechtbank wijzigt het plan van toedeling.
Reclamant heeft aannemelijk gemaakt
dat hij reeds lang bestaande en gerechtvaardigde
belangen heeft bij het kunnen
bouwen van een woning ter plaatse.
Niet weersproken is dat daartoe al lang
nutsvoorzieningen zijn aangelegd en andere
voorzieningen zijn getroffen.
De bouw van een woning ter plaatse is
voldoende concreet nu daarvoor een bouwvergunning
is aangevraagd en (de bouw
van) de varkenss... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 10 en
195 e.v.
Bij de boerderijverplaatsing van belanghebbende
is het huisperceel bij het oude gebouw
(1,08 ha) buiten de overeenkomst gebleven
met het doel deze weer aan belanghebbende
toe te delen. De bezwaren van reclamanten
zijn gericht op toedeling van 30
are van deze kavel aan elk van hen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet
op bovenstaande gegevens omtrent de afmetingen,
tegemoetkoming aan het bezwaar
door de wet (art. 10) niet wordt uitgesloten.
De rechtbank is, mede naar aanleiding
van feiten en omstandigheden, er niet van
overtuigd dat do... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 148
Bezwaar tegen het toedelen van een recht
met betrekking tot onroerend goed van gelijke
hoedanigheid en gebruiksbestemming.
De rechtbank wijst het bezwaar af.
Bij de vergelijking van inbreng en toedeling
geldt de peildatum als uitgangspunt.
Niet is gebleken dat er op die datum aan de
bouwplannen van reclamant enige concrete
vorm is gegeven.
Een kostenverschil van de aanleg van
nutsvoorzieningen en belemmering in het
gebruik door een bomenrij kunnen eventueel
bij de lijst der geldelijke regelingen
aan de orde worden gesteld.
Het verlies van de mogel... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 148
en 195 e.v.
Bezwaar gericht op meer concentratie en
toedeling in een tuinbouwgebied.
Een redelijke belangenafweging brengt
met zich mee dat het belang van reclamant
op het punt van concentratie moet wijken
voor dat van belanghebbende, nu deze
laatste een melkveebedrijf heeft, waarvan
hij voor 100% afhankelijk is.
Reclamant heeft niet aannemelijk gemaakt
dat de kavel ongeschikt is voor tuinbouwteelt,
terwijl door kavelaanvaardingswerk
wellicht verbeteringen kunnen worden
aangebracht.
Eventuele milieuverontreiniging in de
kavel zal bij de lijst der... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 148
en 195 e.v.
Bezwaar, gericht op terugkrijgen van de inbreng,
afgewezen.
De rechtbank acht het beroep op art.
148, gebaseerd op mindere kwaliteit, niet
reëel op grond van de schattingswaarden en
deskundigenverklaringen. De afstandsvergroting
is niet als een onaanvaardbare achteruitgang
aan te merken (2,750 km). Dit
onderwerp dient overigens eventueel bij de
lijst der geldelijke regelingen aan de orde te
komen.
De inbreng van reclamant is aan belanghebbende
toegedeeld vanwege na de peildatum
gekochte grond. Het is een algemeen
gevolgde regel dat er... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 148
en 195 e.v.
Reclamant vraagt toedeling ter plaatse van
zijn inbreng.
De rechtbank wijzigt het plan van toedeling
nu reclamant zijn belang bij wijziging
voldoende heeft aangetoond en wijziging
geen verslechtering voor belanghebbenden
betekent in vergelijking met hun inbreng.
Onweersproken is dat reclamant een hinderwetvergunning
heeft op het ingebrachte
perceel voor een varkens- en stierenmestbedrijf.
Hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt
dat er mogelijkheden om te bouwen
zijn. De vraag in hoeverre reclamants verwachtingen
reëel zijn, dient buite... abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 149
en 195 e.v.
Bezwaar tegen slechtere ontsluiting.
Het meer over eigen land moeten gaan is
een onvermijdelijk gevolg van concentratie
dat als bezwaar niet opweegt tegen het onmiskenbare
voordeel van concentratie tot
een grote kavel.
Bezwaar afgewezen. abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 195 e. v.
Bezwaar tegen het verloop van de
toedelings-grens ten opzichte van een
heg.
In beginsel moet toedeling
plaatsvinden volgens de kadastrale
grens. De praktische mogelijkheid om
de heg te onderhouden vormt in dit
geval voldoende reden om het plan
van toedeling te wijzigen. Daarbij
speelt mede een rol dat in het verleden
al kennelijk geen overeenstemming
tussen partijen bestond over de
kadastrale grens. De argumenten van
belanghebbende zijn niet zo
zwaarwegend dat zij een wijziging in
de weg staan. abonneren of dit artikel kopen.
Landinrichtingswet, art. 195 e. v.
Reclamante heeft bezwaar tegen het verleggen
van de noordgrens van haar kavel ten
gunste van belanghebbende S. die daardoor
meer ruimte achter zijn stallen krijgt.
Reclamante heeft ter plaatse een kavel ingebracht
die zij geheel exploiteert als plantenkwekerij.
Een dergelijke ingreep aan de
zijde van reclamante is slechts gerechtvaardigd
als daar zwaarwegende belangen aan
de zijde van belanghebbende tegenover
staan.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op
de indruk van de situatie ter plaatse en met
name op hetgeen de deskundige over de ben... abonneren of dit artikel kopen.