Tijdschrift voor Huurrecht Bedrijfsruimte

2004 nr. 2

Redactie

Hoofdredactie

mr. K.M. Verdurmen

Redactie

mr. N. Amiel
mr. V.G.F. Boumans
mr. B.N. Cammelbeeck
mr. A. de Fouw
prof. mr. A.W. Jongbloed
mr. S. van der Kamp
mr. K. Keij
mr. I.C.K. Mol
mr. J.R.M. Nelen
mr. M. van Schie
M. Sloot

Vaste medewerkers

mr. J. le Clercq
mr. K.J.M. Corten
mr. M. Davelaar
mr. I. E. Hofhuis
mr. L. Kruitwagen
mr. C. Otte
mr. A.A.L. Oving
I. Reimert
mr. M. Schröer
B. Ziermans MSc. MRICS

Redactiesecretaris(sen)

mr. A. de Fouw

 

Artikel

Van Huurwet naar 230a BW bedrijfsruimte

mr. J.P.H Jacobs1

Bij de invoering van het nieuwe huurrecht is de gehele Huurwet vervangen door slechts één artikel: artikel 7:230a BW. Deze bepaling is met name van belang indien de verhuurder van ‘overige bedrijfsruimte’ de huurovereenkomst tegen de wil van de huurder opzegt. In een dergelijke situatie biedt artikel 7:230a BW de huurder een beperkte ontruimingsbescherming. Hieronder wordt dit artikel nader belicht alsmede aandacht besteed aan de systematiek van 7:230a BW en de valkuilen voor de huurder. Gezien de fatale termijnen en de niet eenduidige wettekst blijft het oppassen geblazen voor de... abonneren of dit artikel kopen.

Renovatie

mr. E.H.H. Schelhaas1

Naar aanleiding van de invoering van het nieuwe huurrecht zal in dit artikel de renovatie van verhuurde bedrijfsruimte worden belicht. Het accent zal hierbij liggen op 290-bedrijfsruimte. Een groot gedeelte van hetgeen wordt behandeld is echter ook op de renovatie van woningen en 230a-bedrijfsruimte (bijvoorbeeld met een lang lopend huurcontract) van toepassing. Met name zal aandacht worden geschonken aan de wijzigingen ten opzichte van het oude recht. abonneren of dit artikel kopen.

Schadebegroting: geen ‘natte vinger werk’ (2)

mr. D. H. de Witte*

In TvHB 2004, nr. 1 is een uitgebreide uiteenzetting gegeven terzake de begroting van de verhuis- en inrichtingskosten. In deel 2 wordt dieper ingegaan op de artikelen 309 en 310 BW (schadeloosstelling van de huurder bij opzegging of ontbinding door de opvolgend verhuurder wegens afbraak van het gehuurde respectievelijk realisering van het bestemmingsplan), op de vergoeding aan de huurder als de verhuurder opzegt, maar zijn wil om het gehuurde persoonlijk in gebruik te nemen in werkelijkheid niet aanwezig is geweest (art. 7:299 BW) en op de zogenaamde goodwillvergoeding van artike... abonneren of dit artikel kopen.

Een overheersend karakter; Toepasselijke regimes bij gemengde huurovereenkomsten

mw. mr. I.N. Kwak1

Regelmatig worden in de praktijk overeenkomsten gesloten die naast kenmerken van huur kenmerken van een andere (bijzondere) overeenkomst bevatten. In dat geval is sprake van een gemengde overeenkomst. Op de vraag welke wettelijke regels op die overeenkomst van toepassing zijn, is het antwoord in veel gevallen terug te vinden in de wet (artikel 6:215 BW, artikel 7A:1624 lid 1 oud2). Even zo vaak worden in de praktijk overeenkomsten gesloten die kenmerken bevatten van verschillende soorten huurovereenkomsten. Men spreekt dan van een gemengde huurovereenkomst. Voor de vraag welke hu... abonneren of dit artikel kopen.

Jurisprudentie

Vendex KBB Nederland B.V., Kijkshop B.V., Scapino B.V. / Penningstaete B.V. (...

prof. mr. A.W. Jongbloed en mw. mr. N. Eeken1

Samenvatting De verhuurder mag in het kader van een verzoek van de huurder tot medewerking aan een indeplaatsstelling geen financiële waarborgen verlangen die in feite ‘faillissements- proof’ zijn. Wel behoeft de verhuurder in het kader van de indeplaatsstelling geen genoegen te (blijven) nemen met de (bestaande) situatie waarin in het geheel geen financiële waarborg is bedongen. Waar in het algemeen een financiële waarborg van drie tot zes maanden gebruikelijk is, acht de Kantonrechter het aanbod van een bankgarantie van drie maanden huur en daarnaast een conc... abonneren of dit artikel kopen.

Gemeente Zwijndrecht / VOF Pom Lai Garden (TvHB 2004/6)

prof. mr. A.W. Jongbloed en mw. mr. N. Eeken1

Samenvatting Huurder dient de in de beëindigingsovereenkomst gemaakte afspraken over onder meer het tijdstip van ontruiming van het gehuurde na te komen. De Voorzieningenrechter veroordeelt de huurder op basis daarvan tot ontruiming van de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. De bijbehorende vordering tot machtiging om de ontruiming zonodig zelf te bewerkstelligen 'met behulp van de sterke arm' wordt echter afgewezen, nu deze mogelijkheid reeds uit de wet voortvloeit, Voor huurder bestaat geen verplichting tot intrekking van na het sluiten van de beëindi... abonneren of dit artikel kopen.

Noorderpoort supermarkt BV / Sperwer Onroerend Goed BV (TvHB 2004/7)

prof. mr. A.W. Jongbloed en mw. mr. N. Eeken1

Samenvatting De in art. 3:298 BW neergelegde regel dat bij botsende rechten het oudste recht voorgaat kan naar analogie worden toegepast in huurrechtelijke kwesties. In concreto geen reden om op grond van de redelijkheid en billijkheid de uitzondering, waarbij een jonger recht prevaleert, toe te passen. abonneren of dit artikel kopen.

Wet- en regelgeving

Actualiteiten

mw. mr. M. Sloot1

Persbericht Ministerie van Justitie, persbericht ministerraad 6 februari 2004: abonneren of dit artikel kopen.

Deel deze pagina:

Vorige edities

RSS