De verweren van een verhuurder/bezitter tegen een vordering tot schadevergoeding van de bedrijfshuurder op grond van artikel 6:174 BW
mr. D.H. de Witte1Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
De huurder die door een gebrek aan de gehuurde bedrijfsruimte - in de betekenis van de gebouwde opstal waarin een bedrijf wordt uitgeoefend2 - schade leidt, zal die schade door de verhuurder van de opstal vergoed willen zien. Een vordering tot schadevergoeding wordt veelal gegrond op het huurrechtelijke art. 7:208 BW.3 Daarnaast, subsidiair of in plaats daarvan4 wordt geregeld ook het algemeen verbintenisrechtelijke art. 6:174 BW als grondslag aangevoerd. Dat doet de vraag rijzen hoe beide grondslagen zich in zo'n geval – het geval dat de huurder tegen de verhuurder/bezitter van de bedrijfsruimte een vordering tot schadevergoeding instelt – tot elkaar verhouden. Is denkbaar dat een vordering niet op grond van art. 7:208 BW wordt toegewezen, maar wel op grond van art. 6:174 BW? Of andersom, niet op grond van art. 6:174 BW, maar wel op grond van art. 7:208 BW? Of maakt het niet uit op welke van de twee grondslagen de vordering tot schadevergoeding is gebaseerd?
In dit arti...
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.