De toekomst van het deposito-garantiestelsel
mr. B.E.L.J.C. Verbunt en mr. R.L.S. Verjans*
Nederland kent vangnetregelingen voor zowel beleggers als
depositohouders (spaarders). Voor beleggers is er het beleggerscompensatiestelsel,
voor depositohouders het depositogarantiestelsel.
Het beleggerscompensatiestelsel wil beleggers
beschermen tegen fraude of administratief wanbeleid van
beleggingsondernemingen.3 Het depositogarantiestelsel beschermt
onder voorwaarden depositohouders tegen een deconfiture
van de bank. In meer fundamentele zin beogen
deze garantiestelsels beide het vertrouwen van het publiek in
het (Nederlandse) financiële systeem te stutten en te waarborgen
wanneer zich daarin calamiteiten voordoen, zoals recentelijk
dus de
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
ondergang van Icesave.
Voor 1952 was het bankentoezicht volledig gebaseerd op
een privaatrechtelijke overeenkomst tussen DNB en de banken.
Een garantiestelsel was er toen nog niet. Ter bescherming
van de belangen van rekeninghouders bestond tot in
de jaren zeventig van de vorige eeuw slechts een overeenkomst
tussen DNB en de banken inhoudende dat in geval
van faillissement van een bank de andere banken als schuldeiser
de meest achtergestelde positie zouden innemen. Sinds
1978 kent Nederland de Collectieve Garantieregeling. Met
de invoering van de richtlijn inzake de depositogarantiestelsels
is er ook in Europees verband een dergelijke regeling
gekomen.4 De richtlijn schrijft voor dat de lidstaten een
garantieregeling moeten hebben en geeft minimumnormen
waaraan de regeling moet voldoen. De Collectieve Garantieregeling
is met ingang van 1 juli 1995 aangepast aan de
richtlijn. Als gevolg van de inwerkingtreding van de richtlijn
inzake de beleggerscompensatiestelsels5 is de werking van de
Collectieve Garantieregeling uitgebreid tot beleggingen. De
regelingen inzake beleggingen en deposito’s zijn destijds opgenomen
in de Collectieve Garantieregeling van kredietinstellingen
voor Terugbetaalbare Gelden en Beleggingen.
Deze regeling is bij koninklijk besluit van 21 september
1998 algemeen verbindend verklaard voor effecteninstellingen
(Stb. 556) en bij koninklijk besluit van 28 september
1998 voor banken (Stb. 577).6
De invoering van de Wet op het financieel toezicht (Wft)
per 1 januari 2007 is gebruikt als gelegenheid om de garantiestelsels
in de wet te regelen. De bepalingen inzake het
beleggerscompensatiestelsel en de depositogarantieregeling
zijn sindsdien te vinden in afdeling 3.5.6 van de Wft (art.
3:258 t/m 3:267). Zoals in de financiële toezichtwetgeving
tegenwoordig gebruikelijk is biedt de Wft een raamwerk. De
wettelijke bepalingen zijn verder uitgewerkt in het Besluit
bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie
en depositogarantie Wft (het Besluit). Het systeem van de garantiestelsels is bij de invoering van afdeling 3.5.6. Wft en
het Besluit niet wezenlijk gewijzigd. Naast enkele wijzigingen
van meer technische aard werd wel het maximum tegoed
waarover vergoeding wordt gegarandeerd verhoogd tot
E 40 000 en werd een eigen risico ingevoerd van 10% over
het deel van E 20 000 tot E 40 000.7 Zoals hiervoor reeds
is vermeld is de dekking van E 40 000 inmiddels opgetrokken
naar een, in beginsel tijdelijke, grens van E 100 000 en
is het eigen risico weer afgeschaft.8 De invoering van een
eigen risico hield verband met de wens om spaarders bewust
te maken van risico’s. Het gebeuren rondom Icesave heeft
duidelijk gemaakt dat die wens niet is vervuld.9 De afschaffing
van het eigen risico lag derhalve voor de hand. Ten
slotte zijn in het reparatiebesluit Wft, dat met ingang van 1
januari 2009 in werking is getreden, diverse wijzigingen van
het Besluit opgenomen.10
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.