Toezichthouders en de kleinere beleggingsonderneming1
mr. M.E.A. Hiskes-Willemse*
De beide toezichthouders op de financiële sector, De Nederlandsche
Bank (DNB) voor het prudentieel toezicht en de
Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor het gedragstoezicht
zijn zelfstandige bestuursorganen (zbo’s).
Anders dan ten aanzien van bijvoorbeeld de juridische
dienstverlening (advocaten, notarissen e.d.), waar voor het
toezicht voor een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (dat
wil zeggen een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf als
bedoeld in art. 134 Grondwet) is gekozen, gaf de wetgever
voor het toezicht op de financiële
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
sector de voorkeur aan de
zbo-vorm.
Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties worden gefinancierd
door de groep beroepsuitoefenaren waarvoor zij zijn ingesteld,
maar worden óók vanuit hun midden bestuurd. Financiering
door de sector is hier dus gekoppeld aan zelfbestuur,
een kenmerk van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.
Zbo’s worden in beginsel uit de algemene middelen gefinancierd,
al dan niet gecombineerd met bedragen die zij van de
wetgever voor hun diensten aan afnemers in rekening mogen
brengen. Bij zbo’s is geen sprake van zelfbestuur door
de sector, zelfs niet van invloed daarop, maar van bestuursorganen
waarvan de leden door ministers worden benoemd.
Overigens zijn zbo’s krachtens de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
niet hiërarchisch ondergeschikt aan die ministers.
Dat beperkt de ministeriële verantwoordelijkheid voor
dit type bestuursorganen die als gevolg daarvan op ruimere
afstand van het parlement functioneren dan zelfstandige onderdelen
van departementen zoals baten-lastendiensten.
De ontbrekende betrokkenheid van de geledingen ten aanzien
waarvan zij bestuurlijke bevoegdheden uitoefenen
wordt dus niet gecompenseerd door parlementaire betrokkenheid
maar gaat, integendeel, gepaard met een gemis
daaraan. De wetgever heeft gemeend voor dit model te kunnen
kiezen met het oog op bestuurlijke taken waarbij het accent
sterk ligt op de uitvoering van regelingen in grote aantallen
gevallen waarbij de uitvoerder weinig ruimte gelaten
wordt. In zulke situaties kunnen praktische overwegingen
tegen een democratisch tekort opwegen, zo luidde de redenering.
In de Wet op het financieel toezicht worden de taken van
beide toezichthouders als volgt omschreven:
Art. 1:24 lid 1: Prudentieel toezicht is gericht op de soliditeit
van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de
stabiliteit van de financiële sector.
Art. 1:25 lid 1: Gedragstoezicht is gericht op ordelijke en
transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen
tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van
cliënten.
Een dergelijke omschrijving laat veel ruimte voor de invulling
van die taak.
Omdat voor de beleggingsondernemingen de AFM de vergunningverlenende
toezichthouder is, beperken we ons in dit
artikel tot deze gedragstoezichthouder.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.