Tijdschrift voor Curatoren

2017 nr. 3

Redactie

Hoofdredactie

mr. E. A. H. ten Berge
mr. S.A.H.J. Warringa

Redactie

mr. M. H. Boersen
mr. R. Cats
mr. J. L. van den Heuvel
mr. E. Loesberg
mr. dr. M.J. Noteboom
mr. dr. M.L.H. Reumers
mr. J. Wind

Vaste medewerkers

prof. mr. dr. J. A.A. Adriaanse
drs P.C. van Prooijen RV CPVA
drs. P. Schimmel RA CFE

Redactiesecretaris(sen)

mr. R. de Jong

 

Artikel

De ondernemingsraad geconfronteerd met het (dreigende) faillissement van de o...

mr. E. Loesberg2

In zijn arrest inzake: OR DA/DA Retailgroep, Retail SCC en Lensink q.q. heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat de curator na de faillietverklaring van de ondernemer (in beginsel) de ondernemingsraad in de gelegenheid dient te stellen met betrekking tot voorgenomen besluiten in de zin van art. 25 WOR te adviseren. In het hiernavolgende bespreek ik in de eerste plaats het arrest van de Hoge Raad en vraag ik mij af hoe het adviesrecht van de ondernemingsraad na de faillietverklaring van de ondernemer vormt dient te worden gegeven. Vervolgens ga ik eerst in op de vraag of d... abonneren of dit artikel kopen.

Butterman q.q./Belfius: Belgische banken en de gefailleerde Nederlandse reken...

mr. L. Krieckaert en mr. B. Vangeel1

Op 19 april 2017 wees de Nederlandse rechtbank Zeeland-West-Brabant een verstrekkend en voor de Belgische bankpraktijk belangrijk vonnis. Deze rechtbank veroordeelde de in België gevestigde Belfius Bank tot betaling van ruim EUR 78.500,00 aan de curator van een Nederlandse failliet, dit vanwege de na de faillietverklaring van een bankrekening van de Nederlandse failliet bij Belfius Bank afgeschreven bedragen. Het is niet zozeer het geldbedrag dat het belang van deze zaak kenmerkt, maar de door de rechtbank vastgestelde toepasselijkheid van de verstrekkende reg... abonneren of dit artikel kopen.

De uitkeringstest getoetst! Een analyse van de rechtspraak inzake art. 2:216 ...

mr. A. Gras en mr. K. van Overloop2

De invoering van de uitkeringstest van art. 2:216 lid 2 BW in 2012 heeft veel aandacht gekregen in de literatuur. Inmiddels is er enige rechtspraak. In dit artikel wordt deze rechtspraak besproken en wordt stil gestaan bij de wetsgeschiedenis. Ook zal kritiek uit de literatuur worden besproken. Afsluitend komen de auteurs met enige aanbevelingen. 2. Wetsgeschiedenis Sinds 1 oktober 2012 is art. 2:216 lid 2 BW aangescherpt.[3] Art. 2:216 BW lid 2 bepaalt thans dat een uitkering alleen mogelijk is met goedkeuring van het bestuur en dat het bestuur d... abonneren of dit artikel kopen.

Wie betaalt, die bepaalt.. of baalt

mr. S.A.H.J. Warringa1

De beginselen van bestuurdersaansprakelijkheid en het begrip 'selectieve betaling' zijn in het Nederlandse recht nog relatief jong. In literatuur en rechtspraak is vanaf halverwege jaren 90 een ontwikkeling te zien van de invulling van het begrip selectieve betaling en de gevolgen daarvan. Het uitgangspunt in het Nederlands recht is dat het een debiteur altijd vrij moet staan om zelf de volgordelijkheid te bepalen van betalingen aan crediteuren. De lat ligt relatief hoog, wil een bestuurder – handelend namens een vennootschap – persoonlijk aansprakelijk zijn. ... abonneren of dit artikel kopen.

Een beroep op art. 54 Faillissementswet? Schiet niet met hagel, maar met scherp

mr. M.J. Noteboom1

Verrekening is een bijzondere wijze van tenietgaan van verbintenissen. Een voordeel van verrekening kan zijn dat er geen liquide middelen hoeven te worden aangewend. Dat maakt het instrument van verrekening aantrekkelijk in de schemerperiode[2] voor het faillissement van een schuldenaar. Doorgaans ontbreekt het dan immers aan liquide middelen. De vrijheid tot verrekening in die periode wordt echter begrensd door onder meer art. 54 Faillissementswet.[3] Op dit artikel wil ik in deze bijdrage nader ingaan. Ik beoog hierbij niet uitputte... abonneren of dit artikel kopen.

Jurisprudentie

Overzicht rechtspraak april en mei 2017

mr. J. Wind

Rechtbank Rotterdam 7 april 2017 ( ECLI:NL:RBROT:2017:4312 en 4315) (Afwijzing verzoek definitieve surseanceverlening) Op 29 december 2016 is aan verzoekster voorlopige surseance van betaling verleend. De stemming over het wel/niet definitief verlenen van de surseance heeft plaatsgevonden op 31 maart 2017. Eén van de crediteuren vertegenwoordigde daarbij meer dan één vierde deel van de schulden, als bedoeld in art. 218 lid 2 Fw, en stemde tegen de definitieve verlening. De rechtbank heeft op grond daarvan geen andere mogelijkheid dan het verzo... abonneren of dit artikel kopen.

Deel deze pagina:

Vorige edities

RSS